zo dus:
(welke dan nu het beste te gebruiken?)
Staarttype Elevon
Een ander staarttype voor de mx-12 is het mixertype Elevon. Ook hier zijn 2 vleugelservo’s nodig. Er is echter geen hoogteroer aan het model. In plaats daarvan heeft een uitslag van de hoogteroerknuppel het effect, dat de 2 vleugelservo’s in dezelfde richting uitslaan, om zo de hoogteroerfunctie te vormen. Wanneer daarentegen de rolroerknuppel wordt bewogen, slaan de 2 vleugelservo’s tegengesteld uit.
Zo werkt u met het staarttype Elevon:
1. Hou DOWN en SELECT tegelijkertijd ingedrukt en zet daarbij de aan/uit-schakelaar op AAN, om in de systeem-modus te komen.
2. Druk op UP of DOWN, tot WING TYPE boven in het display wordt weergegeven.
3. Druk op (+) of (-), om het staarttype Elevon te kiezen.
4. Door indrukken van SELECT kiest u de Elevonfuncties uit.
Let op: Voor het staarttype Elevon moet een servo voor ieder rolroer worden gebruikt.
5. Verbind de linker Elevon-servo met de rolroeraansluiting (AILE) en de rechter Elevonservo met de hoogteroeraansluiting (ELEV) van uw GRAUPNER-ontvanger.6. Controleer nauwgezet, of de rolroerservo’s uitslaan in de juiste richting. Bij een uitslag van de hoogteroer-stuurknuppel moeten de roeren beide in dezelfde richting uitslaan, om het up/down-commando te volgen. Mochten de roeren niet zoals hierboven beschreven uitslaan, dan moet u de servo-omkeerfunctie gebruiken, om de uitslagrichting van de foutief werkende servo te corrigeren.
===============================================
Staartype Flaperon
Flaperons maken het mogelijk, om de aanwezige rolroeren als kleppen te gebruiken; ze kunnen in dezelfde richting uitslaand als kleppen naar boven of beneden worden toegepast, maar blijven tegelijkertijd als rolroeren bruikbaar.
Zo werkt u met het staarttype Flaperon:
1. Hou DOWN en SELECT tegelijkertijd ingedrukt en zet daarbij de aan/uit-schakelaar op AAN, om in de systeem-modus te komen.
2. Druk op UP of DOWN, tot WING TYPE boven in het display wordt weergegeven.
3. Druk op (+) of (-), om het staarttype Flaperon (FLPR) te kiezen.
Let op: Voor het staarttype Flaperon moet een servo voor
ieder rolroer worden gebruikt.
4. Verbind de linker rolroerservo met Port 1 (AUX1) en de rechter rolroerservo met de rolroer-aansluiting (AILE) van uw ontvanger.
5. Controleer nauwgezet, of de rolroerservo’s uitslaan in de juiste richting. Voor een bocht naar rechts moet het rechter rolroer naar boven, en tegelijkertijd het linker rolroer naar beneden uitslaan (van achteren gezien), voor een linkerbocht omgekeerd: het linker rolroer gaat naar boven en het rechter naar beneden. Mochten de rolroeren niet zoals hierboven beschreven uitslaan, dan moet u de servo-omkeerfunctie gebruiken, om de uitslagrichting van de foutief werkende servo te corrigeren. Lees in het hoofdstuk Servo Reversing na, hoe de draairichting van de servo wordt gewijzigd.
Aanwijzing: De uitslagrichtingen van de servo’s kunnen
elk apart met de functie Servo Reversing worden vastgelegd. Zodra de uitslagrichting van de servo’s klopt, moeten de functies servo-uitslag, Dual Rate, fijntrimming en rolroerdifferentiatie worden geprogrammeerd.
Aanwijzing: De instelling van de servo-uitslag naar
links/rechts vindt voor elk kanaal plaats door
selectie van de functie Travel Adjust.
U vindt meer informatie hierover in het gedeelte Travel Adjust van dit handboek. De fijne instelling van de rolroer-sturing moet plaatsvinden via de functie Dual Rate; hierover vindt u meer informatie in het gedeelte Dual Rate. U kunt het neutraalpunt van elke rolroerservo ook via de functie Sub Trim (fijntrim) instellen. Hierover vindt u meer informatie in het gedeelte Sub Trim van dit handboek.
6. De schakelknop voor de kleppen links op de zender stuurt de rolroeren, wanner deze als kleppen worden benut. Om de kleppenfunctie uit te zetten, kiest u de functie Flap System (zie bladzijde 39) en verkleint u de uitslag van de kleppen tot 0%.
Aanwijzing: De functie Flaperon van de mx-12
ondersteunt uitslag-differentiatie. Hierover vindt u meer informatie in het gedeelte Differential van dit handboek.
7. Door indrukken van de DOWN-toets komt u bij de functie SWITCH SEL.
8. Door indrukken van de UP-toets wisselt u naar de functie MODEL SEL.
9. U kunt de functie WING TYPE verlaten, door DOWN en SELECT tegelijkertijd in te drukken.