Zou je de stabiliteit rond top as en dwarsas niet kunnen 'kwantificeren' aan de hand van de posititie van het drukpunt (zijnde het geometrisch zwaartepunt) van de neerwaardse projectie en de zijwaardse projectie van het vliegtuig tov het zwaartepunt?
Als je de afstand van die beide projecties uitdrukt als een afstand die gelijk is aan een aantal maal de koorde van de vleugel tov de respectievelijke projecties van het zwaartepunt krijg je een indicatie van de stabiliteit van je toestel langs de respectievelijke as.
Heel stabiele toestellen (langs één of beide assen) hebben dan een afstand tussen de respectievelijke projecties van zwaartepunt en drukpunt die bijv. 8 tot 10 keer de vleugelkoorde is (bijv. trainers of zweefvliegtuigen)
Onstabiele toestellen hebben dan een afstand tussen de respectievelijke projecties van zwaartepunt en drukpunt die bijv. maar 2 à 3 keer de vleugelkoorde is (bijv. acro/3D toestellen).
Verder denk ik dat er ook een duidelijk onderscheid gemaakt moet worden tussen stabiliteit (vermogen tot autocorrectie bij ongewilde externe invloeden - wind- of 'storingen') en manoevreerbaarheid (mate van reactie op stuurbewegingen).
Grote stuurvlakken hoeven niet per definitie tot extreem grote manoevreerbaarheid te leiden (bijv. pendelstabilo bij zwevers: groot stuurvlak met kleine uitslagen), relatief kleinere stuurvlakken kunnen aanzienlijke manoevreerbaarheid teweegbrengen bij heel grote uitslagen (bijv. 60°).
Een toestel met een grote staartvin en lange staart, maar met een heel klein richtingsroer en kleine uitslag is zeer stabiel maar uiterst weinig manoevreerbaar (waarligt de grens? wanneer wordt het niet meer manoevreerbaar of eigenstabiel?)
Een toestel met een relatief kleine staartvin en korte staart, maar met een heel groot richtingsroer en grote uitslag is weinig stabiel (waar ligt de grens? wanneer wordt het onstabiel of oncontroleerbaar?) maar - zolang het niet oncontroleerbaar wordt - heel goed manoevreerbaar...
Als je de afstand van die beide projecties uitdrukt als een afstand die gelijk is aan een aantal maal de koorde van de vleugel tov de respectievelijke projecties van het zwaartepunt krijg je een indicatie van de stabiliteit van je toestel langs de respectievelijke as.
Heel stabiele toestellen (langs één of beide assen) hebben dan een afstand tussen de respectievelijke projecties van zwaartepunt en drukpunt die bijv. 8 tot 10 keer de vleugelkoorde is (bijv. trainers of zweefvliegtuigen)
Onstabiele toestellen hebben dan een afstand tussen de respectievelijke projecties van zwaartepunt en drukpunt die bijv. maar 2 à 3 keer de vleugelkoorde is (bijv. acro/3D toestellen).
Verder denk ik dat er ook een duidelijk onderscheid gemaakt moet worden tussen stabiliteit (vermogen tot autocorrectie bij ongewilde externe invloeden - wind- of 'storingen') en manoevreerbaarheid (mate van reactie op stuurbewegingen).
Grote stuurvlakken hoeven niet per definitie tot extreem grote manoevreerbaarheid te leiden (bijv. pendelstabilo bij zwevers: groot stuurvlak met kleine uitslagen), relatief kleinere stuurvlakken kunnen aanzienlijke manoevreerbaarheid teweegbrengen bij heel grote uitslagen (bijv. 60°).
Een toestel met een grote staartvin en lange staart, maar met een heel klein richtingsroer en kleine uitslag is zeer stabiel maar uiterst weinig manoevreerbaar (waarligt de grens? wanneer wordt het niet meer manoevreerbaar of eigenstabiel?)
Een toestel met een relatief kleine staartvin en korte staart, maar met een heel groot richtingsroer en grote uitslag is weinig stabiel (waar ligt de grens? wanneer wordt het onstabiel of oncontroleerbaar?) maar - zolang het niet oncontroleerbaar wordt - heel goed manoevreerbaar...
Laatst bewerkt: