In het Maritiem magazine van de vereniging van oud-leerlingen van de zeevaartschool op Terschelling – de Cornelis Douwes – stond een interessante boekbeschrijving van het boek “Lutine – de spannendste Nederlandse Goudjacht ooit” – geschreven door Martin Hendriksma.
Het verhaal van de Lutine heeft de gemoederen van vele mensen lang bezig gehouden (en doet dit nog steeds).
Het verhaal begint eigenlijk als volgt:
In de nacht van 9 op 10 oktober 1799 strandde de Lutine op een zandplaat schuin boven Vlieland en Terschelling, maar 3 zeemijl uit de kust (ruim 5 kilometer). Aan boord van de Lutine bevond zich een enorme goudschat, zilver en muntgeld, dit om Hamburgse handelaren van een bankroet te redden. Waarom het Britse schip zo dicht aan de kust voer was niet duidelijk. Tijdens die storm verging het schip met man en muis, en van de 270 bemanningsleden kwamen er 269 om. Slechts één persoon overleefde de ramp en deze wist te vertellen dat de Lutine een enorme goudschat vervoerde, waarde toendertijd ruim een miljoen Pond Sterling, nu vele tientallen miljoenen euro’s.
Het zaadje voor een ware goldrush was daarmee gepland.
Het oorspronkelijke verhaal van de goudjacht op de Lutine was er een van aannames, veel moeite, ruzies en teleurstellingen. Op internet lees je het nodige hierover, bijvoorbeeld via de website geschiedenis24 (ik citeer letterlijk):
In 1799 vervoerde het fregat de Lutine een grote lading goud en zilver ter waarde van bijna een miljoen pond van Engeland naar Hamburg. Een aantal notabelen reisde mee, onder wie de notaris J. Schabracq uit Londen. In de nacht van 9 op 10 oktober verging de Lutine in een storm tussen Vlieland en Terschelling. 269 van de 270 opvarenden kwamen om. De enige schipbreukeling die de ramp overleefde, was de notaris. Deze kon vertellen wat de lading aan boord was, en zo begon de goudkoorts.
Talloze pogingen werden ondernomen om de schat te bergen. In de negentiende eeuw werden tientallen goudstaven gevonden. Engelse expedities tussen 1894 en 1911 leverden echter geen goud meer op en Nederlandse rederijen vonden begin jaren dertig slechts één gouden munt en een kanon. In totaal hadden de vondsten een waarde van ruim een miljoen gulden, nog niet de helft van wat er in het wrak aanwezig geweest had moeten zijn. Men vreesde dat het wrak zijn lading verloren was en deze onvindbaar verspreid lag over en in de zeebodem.
Wordt vervolgt…
Het verhaal van de Lutine heeft de gemoederen van vele mensen lang bezig gehouden (en doet dit nog steeds).
Het verhaal begint eigenlijk als volgt:
In de nacht van 9 op 10 oktober 1799 strandde de Lutine op een zandplaat schuin boven Vlieland en Terschelling, maar 3 zeemijl uit de kust (ruim 5 kilometer). Aan boord van de Lutine bevond zich een enorme goudschat, zilver en muntgeld, dit om Hamburgse handelaren van een bankroet te redden. Waarom het Britse schip zo dicht aan de kust voer was niet duidelijk. Tijdens die storm verging het schip met man en muis, en van de 270 bemanningsleden kwamen er 269 om. Slechts één persoon overleefde de ramp en deze wist te vertellen dat de Lutine een enorme goudschat vervoerde, waarde toendertijd ruim een miljoen Pond Sterling, nu vele tientallen miljoenen euro’s.
Het zaadje voor een ware goldrush was daarmee gepland.
Het oorspronkelijke verhaal van de goudjacht op de Lutine was er een van aannames, veel moeite, ruzies en teleurstellingen. Op internet lees je het nodige hierover, bijvoorbeeld via de website geschiedenis24 (ik citeer letterlijk):
In 1799 vervoerde het fregat de Lutine een grote lading goud en zilver ter waarde van bijna een miljoen pond van Engeland naar Hamburg. Een aantal notabelen reisde mee, onder wie de notaris J. Schabracq uit Londen. In de nacht van 9 op 10 oktober verging de Lutine in een storm tussen Vlieland en Terschelling. 269 van de 270 opvarenden kwamen om. De enige schipbreukeling die de ramp overleefde, was de notaris. Deze kon vertellen wat de lading aan boord was, en zo begon de goudkoorts.
Talloze pogingen werden ondernomen om de schat te bergen. In de negentiende eeuw werden tientallen goudstaven gevonden. Engelse expedities tussen 1894 en 1911 leverden echter geen goud meer op en Nederlandse rederijen vonden begin jaren dertig slechts één gouden munt en een kanon. In totaal hadden de vondsten een waarde van ruim een miljoen gulden, nog niet de helft van wat er in het wrak aanwezig geweest had moeten zijn. Men vreesde dat het wrak zijn lading verloren was en deze onvindbaar verspreid lag over en in de zeebodem.
Wordt vervolgt…