Afgelopen weekend in Frankrijk een leuke discussie gehad met Chris Edge die veel geexperimenteerd heeft met hoogtemeters. Inmiddels heb ook ik verdere ervaring opgedaan met zowel de Lolo2 als de RAM3.
Een aantal interessante conclusies:
-Modellen die blootgesteld worden aan abrupte richtingsveranderingen (bunt etc.) laten in de grafiek pieken zien. Ik heb deze voor het gemak 'virtual stall' of 'virtuele pomp' genoemd. De aangegeven piekhoogte is daarbij niet de echte hoogte maar enkele meters meer. Dit treedt b.v. op bij F1A, F1C, F3B, F3J, F3K, modellen dus die na een snelle verticale stijfase een kwart looping voorover maken om de zweefstand te bereiken.
-De amplitude van de 'virtual stall' is sterk afhankelijk van de positie van de hoogtemeter. Chris edge heeft zo b.v. bij verschillende posities van de hoogtemeter in of op de romp verschillen van 10 meter kunnen waarnemen (!).
-Hoogtemeters zoals de 'how high' zijn daardoor volledig onbruikbaar.
-Temperatuur heeft een grote invloed op de meting. De druksensoren in de Lolo en RAM hoogtemeters (Motorola) zijn niet temperatuur gecompenseerd. Zonnestraling heeft dus een grote invloed, vooral bij zwarte rompen.
-Stabilisatie van de temperatuur is belangrijk. Bij bovengenoemde meters wordt een stabilisatieperiode van 2 minuten aangehouden. Bij een constante buitentemperatuur zonder zonneopwarming scheelt dit al 1 tot 2 meter. Let wel, de RAM3 trekt slechts 5 mA en veel opwarming zal er dus niet optreden. Dit laat zien dat kleine temperatuurvariaties een grote invloed hebben op de meetwaarden.
-Voor een enigzins betrouwbare hoogtemeting moet de grafiek in het zweefgedeelte doorgetrokken worden terug in de tijd, totdat deze de stijgfase snijdt. Dit vertegenwoordigd een geschatte maximale hoogte.
-Modelvliegers hebben de neiging deze aspecten in het voordeel van de vlieghoogte te interpreteren. 'Common sense' wordt vaak opzij geschoven om zodoende de maximale hoogte zo groot mogelijk te presenteren (vliegerslatijn).
-Er is overigens een temperatuurgecompenseerde druksensor op de markt. Wij hebben daar inmiddels een hoogtemeter mee ontworpen. De meter is blootgesteld aan temperatuurvariaties die inderdaad geen invloed hebben op de gemeten hoogte. De virtual stall is echter nog steeds aanwezig. Deze kan echter wel geminimaliseerd worden door het inpakken van de meter in opencellig schuim (wordt al door de RAM3 aangeraden) en het inbouwen van de sensor in de romp op een experimenteel te bepalen locatie.
-Uit de grafiek is nog een interessante waarde af te leiden en wel de stijgsnelheid bij lancering.
Neem daar bij het verschil in hoogte tussen lancering en b.v. een seconde daarna. Dit geeft een gemiddelde stijgsnelheid in de eerste seconde. Bij mijn F1A kwam ik al op 136 km/h gemiddeld. De startsnelheid ligt natuurlijk een heel stuk hoger aangezien het model niet onder 90 graden (vericaal) wegstijgt, er verlies optreedt bij de pitch up en dit een gemiddelde is.
In onze grafische software die op een iPhone draait, kan binnenkort m.b.v. de meetwaarden ook de momentane stijgsnelheid weergegeven worden.Dit levert weer extra grafische informatie op voor verdere analyse.
De werkelijke snelheid kan m.b.v. een pitot gemeten worden. Daarbij is een tweede druksensor nodig. Deze is echter heel klein en kan zonder problemen op het printplaatje geintegreerd worden. D.m.v. een klein nippeltje op de romp kan een pitot buisje aangsloten worden. De statische druk wordt uitgelezen van de druksensor die voor de hoogtemeting gebruikt wordt.
Een aantal interessante conclusies:
-Modellen die blootgesteld worden aan abrupte richtingsveranderingen (bunt etc.) laten in de grafiek pieken zien. Ik heb deze voor het gemak 'virtual stall' of 'virtuele pomp' genoemd. De aangegeven piekhoogte is daarbij niet de echte hoogte maar enkele meters meer. Dit treedt b.v. op bij F1A, F1C, F3B, F3J, F3K, modellen dus die na een snelle verticale stijfase een kwart looping voorover maken om de zweefstand te bereiken.
-De amplitude van de 'virtual stall' is sterk afhankelijk van de positie van de hoogtemeter. Chris edge heeft zo b.v. bij verschillende posities van de hoogtemeter in of op de romp verschillen van 10 meter kunnen waarnemen (!).
-Hoogtemeters zoals de 'how high' zijn daardoor volledig onbruikbaar.
-Temperatuur heeft een grote invloed op de meting. De druksensoren in de Lolo en RAM hoogtemeters (Motorola) zijn niet temperatuur gecompenseerd. Zonnestraling heeft dus een grote invloed, vooral bij zwarte rompen.
-Stabilisatie van de temperatuur is belangrijk. Bij bovengenoemde meters wordt een stabilisatieperiode van 2 minuten aangehouden. Bij een constante buitentemperatuur zonder zonneopwarming scheelt dit al 1 tot 2 meter. Let wel, de RAM3 trekt slechts 5 mA en veel opwarming zal er dus niet optreden. Dit laat zien dat kleine temperatuurvariaties een grote invloed hebben op de meetwaarden.
-Voor een enigzins betrouwbare hoogtemeting moet de grafiek in het zweefgedeelte doorgetrokken worden terug in de tijd, totdat deze de stijgfase snijdt. Dit vertegenwoordigd een geschatte maximale hoogte.
-Modelvliegers hebben de neiging deze aspecten in het voordeel van de vlieghoogte te interpreteren. 'Common sense' wordt vaak opzij geschoven om zodoende de maximale hoogte zo groot mogelijk te presenteren (vliegerslatijn).
-Er is overigens een temperatuurgecompenseerde druksensor op de markt. Wij hebben daar inmiddels een hoogtemeter mee ontworpen. De meter is blootgesteld aan temperatuurvariaties die inderdaad geen invloed hebben op de gemeten hoogte. De virtual stall is echter nog steeds aanwezig. Deze kan echter wel geminimaliseerd worden door het inpakken van de meter in opencellig schuim (wordt al door de RAM3 aangeraden) en het inbouwen van de sensor in de romp op een experimenteel te bepalen locatie.
-Uit de grafiek is nog een interessante waarde af te leiden en wel de stijgsnelheid bij lancering.
Neem daar bij het verschil in hoogte tussen lancering en b.v. een seconde daarna. Dit geeft een gemiddelde stijgsnelheid in de eerste seconde. Bij mijn F1A kwam ik al op 136 km/h gemiddeld. De startsnelheid ligt natuurlijk een heel stuk hoger aangezien het model niet onder 90 graden (vericaal) wegstijgt, er verlies optreedt bij de pitch up en dit een gemiddelde is.
In onze grafische software die op een iPhone draait, kan binnenkort m.b.v. de meetwaarden ook de momentane stijgsnelheid weergegeven worden.Dit levert weer extra grafische informatie op voor verdere analyse.
De werkelijke snelheid kan m.b.v. een pitot gemeten worden. Daarbij is een tweede druksensor nodig. Deze is echter heel klein en kan zonder problemen op het printplaatje geintegreerd worden. D.m.v. een klein nippeltje op de romp kan een pitot buisje aangsloten worden. De statische druk wordt uitgelezen van de druksensor die voor de hoogtemeting gebruikt wordt.
Laatst bewerkt: