Hieronder mijn antwoord op je vraag. Het is wat uitgebreid geworden.
Ik kan je een tabelletje geven met roeruitslagen, maar het lijkt mij handiger als je ook de achtergrond daarbij kent.
Daarom eerst de theorie. Dat wil zeggen mijn theorie.
Heeft hier alleen betrekking op roeruitslagen en niet op andere variabelen zoals bijvoorbeeld de manier van gooien en lijndikten enz.
Ik heb F3B als voorbeeld gegeven omdat dit complexer is. Soms is het voor F3J van minder belang. Dat staat er dan bij.
1 – De start.
Theorie:
Je wil snel (F3J), hoog en veilig starten.
Bij F3B worden 2 startstanden gebruikt, maar dat is bij F3J van minder belang. Voor F3J zou je kunnen kiezen voor een combinatie van de 2 standen.
Stand 1, van opgooien tot ca. 30 meter hoogte (of schakelen naar stand 2 zodra het model stabiel aan de lijn “hangt” wat meestal overeenkomt met 30 meter hoogte)
De starthaken worden tegenwoordig extreem ver naar achteren geplaatst waardoor down meemixen nodig is voor de eerste veilige meters. Bij F3J van minder belang.
Instellingen stand 1:
1 – 2 mm down (hoogteroer) meegemixt, de flaps extra diep en de rolroeren 3 – 4 mm minder ver omlaag dan de flaps.
Theorie:
Hoe meer lijnspanning, hoe hoger de start.
Stand 2, vanaf ca. 30 meter hoogte tot de acceleratiefase.
Corrigeren met je hoogteroer (extra “trekken”) moet je i.v.m. kans op overtrekken niet willen. De juiste stand van het hoogteroer moet je vooraf exact bepalen en programmeren.
Veel lijnspanning bereik je in deze stand door het hoogteroer (meestal) weer neutraal en de rolroeren even ver omlaag als de flaps te zetten.
Zelf zet ik de flaps in stand 2 iets minder ver omlaag dan in stand 1. Je zou kunnen zeggen dat ik de rolroeren in stand 1 en 2 gelijk houd en de flaps in stand 2 gelijk stel aan de rolroeren (minder diep dus).
Het idee hierachter is dat een diepe flapstand het model ook weer afremt. Een lagere snelheid zorgt voor minder lift. Daar is ergens een optimum die je leuk kunt vaststellen met allerlei hoogteloggers.
Je wil op een bepaalde hoogte accelereren en van de lijn afduiken. Dat accelereren bereik je 1) door de flaps en rolroeren in de “speedstand” te zetten, waarna je 2) het model om de dwarsas kantelt door een snelle en forse uitslag down.
Zelf gebruik ik sindskort extra veel uitslag down omdat ik gemerkt heb dat het zo abrupt mogelijk kantelen een positieve invloed heeft op de uiteindelijke starthoogte. Zorg er hierbij wel voor dat je niet de lijn induikt en niet de snelheid er weer uit haalt door een te grote uitslag “up”.
Tijdens de hele startfase en bij de “jump” in het bijzonder moet je geen snapflap gebruiken. Ik bedien de startstand met de "ratelknuppel", maar je ziet eigenlijk meer dat men hiervoor een schakelaar gebruikt inclusief fancy ingestelde omloopsnelheid van de servo's om geen abrupte bewegingen te krijgen. Moet je zender wel kunnen.
Instellingen stand 2:
Hoogteroer neutraal, extra veel uitslag down, rolroeren en flaps een gelijke uitslag omlaag.
Vlak voor de jump de rolroeren en flaps in de speedstand.
2 - Normaal vlucht
Geen theorie: Alles neutraal.
Zelf heb ik de mogelijkheid om in deze vliegfase ook met “butterfly” te landen.
Daar hoef ik geen extra schakelaars voor te bedienen en kan ik direct met de “ratelknuppel” doen. Over de landingsstand / fase verderop meer.
3 – thermiekvlucht
Theorie:
Je wil zo langzaam mogelijk vliegen om de thermiek optimaal te benutten. Dat bereik je door de flaps en rolroeren iets omlaag te zetten.
Dat “iets” verschilt per model. Er is ook hier een optimum. Te ver omlaag kan weer zorgen voor veel weerstand en dus harder zakken.
Zelf houd ik het hoogteroer altijd neutraal. Het stabilo (ook V-staart) heeft een symmetrisch profiel. Zodra je de roertjes uit het midden zet wordt het vlieggedrag (dwarsas) snelheidsafhankelijk. Dat wil je niet.
Wat ik persoonlijk prettig vind is snapflap in deze vliegfase. Sterker nog, ik laat ook de rolroeren meegaan met het hoogteroer. Alleen meegaan bij “up” overigens.
Instellingen:
Hoogteroer neutraal, flaps en rolroeren iets omlaag (varieert van 1 – 4 mm). Snapflap + rolroeren ca. 2 – 3 mm mee omlaag bij “up”.
En ook in deze fase: Zelf heb ik de mogelijkheid om in deze vliegfase ook met “butterfly” te landen. Daar hoef ik geen extra schakelaars voor te bedienen en kan ik direct met de “ratelknuppel” doen.
4 – landen
Theorie:
Je wil zo langzaam mogelijk aan komen vliegen. Het model moet goed bedienbaar blijven.
De flaps (zover mogelijk) omlaag zorgt voor een moment om de dwarsas. Dat compenseer je door relatief veel down mee te mixen. Dat is in het begin even zoeken, maar het is mogelijk om ongeacht de bediensnelheid en vliegsnelheid het model "kantelvrij" te krijgen. Soms is het zelfs wel prettig als je iets meer met je hoogteroer compenseert zodat de neus wat omlaag blijft. Dat is persoonlijk.
Tot 10 jaar geleden was het mode om de rolroeren ook in de uiterste stand omhoog te zetten. Dat is niet meer zo, want het model is dan erg slecht te bedienen en niet nauwkeurig meer te sturen.
Je ziet meestal dat de rolroeren nog maar 5 mm mee omhoog gaan. Dit komt de stabiliteit ten goede.
Tijdens wedstrijden wil je de neus van het model op de stip planten. Dan is het ook wel handig als het model fel reageert op een stuurbeweging omlaag.
Ik heb in deze vliegfase daarom giga veel uitslag omlaag geprogrammeerd. Dan weet je zeker dat je model "luistert".
Instellingen:
Butterfly bedienbaar met de ratelknuppel. Tijdens de landing zul je continu moeten corrigeren. Flaps maximaal omlaag zonder dat de servo's het moeilijk krijgen. Rolroeren een beetje omhoog.
Hoogteroer propertioneel mee laten gaan met de butterfly. Dit proefondervinderlijk vaststellen en programmeren. Zorg ervoor dat je veel uitslag overhoudt voor je rolroeren. Je wil de laatste meters heel wendbaar zijn.
Tot zover. Bovenstaande tekst is uiteraard niet heilig en hopelijk wordt het aangevuld met interessante theorieen van anderen.
Dan de Stork-1 specifieke instellingen:
1) Gebruik 3,5 graden vleugelverbinders. Met de originele is geen land te bezeilen.
2) Gebruik geen ballast. Al maak je dit model 10 kg, hij zal nooit vlot gaan lopen (SD7037…)
3) De Stork heeft tot windkracht 3 een positieve grondsnelheid. Bij meer wind vliegt het geheel achteruit...
Ik ben een uur bezig geweest om een afbeelding JPG van een tabel in Excel van de roeruitslagen van de Stork-1 hierin te krijgen. Dat is tot mijn grote ergernis niet gelukt. Daarom maar even zo. Het zijn 4 kolommen met Start, Normaal, Thermiek en Landing.
1) bij de wortel gemeten
2) bij de tip gemeten
+ omhoog
- omlaag
Start Normaal thermiek landing
V-staart richting 2) +11 / -7 +11 / -7 +11 / -7 +11 / -7
V-staart hoogte 2) +8 / -6 +8 / -6 +8 / -6 +8 / -6
Rolroeren 2) +20 / -8 +20 / -8 +20 / -8 +20 / -8
flaps 0 0 0 0
Stand rolroeren 2) -5 0 -3 +10
Stand flaps 1) -12 0 -3 -40
Stand rolroeren bij versnelling 1) +3 nvt nvt nvt
Stand flaps bij versnelling 1) +3 nvt nvt nvt
richting mee met rolroeren 2) 0% 50% 100% 100%
flaps mee met hoogte 1) 0 0 -2 0
rolroeren mee met hoogte 2) 0 0 -2 0
Butterfly hoogte mee 2) nvt nvt nvt -4
zwaartepunt 103 mm
positie starthaak (voorkant) vanaf neuslijst 97 mm
Succes en laat het weten als je vragen hebt.