Trim van de zeilboot

Hoi,
Ik heb het probleem dat ik flink moet bijstuuren, omdat de boot richting wind wil. Hoe los ik dit op?
 
Bij het trimmen van de zeilen zijn er meerdere eigenschappen die tellen.

Met het afstellen van je schoten kom je vaak al een heel eind. Let wel op dat indien de afstelling van je schoten zorgt dat je boot rechtdoor gaat, maar je visueel ziet dat ze niet netjes staan, ligt het probleem niet of niet helemaal aan je schoot.

Makkelijk te onthouden is :
Loeft de boot op (Met de neus naar de wind toe, dus scherper aan de wind) staat je fok te strak,
Valt de boot af (Met de neus van de wind af, dus meer richting voor de wind) staat je grootzeil te strak.

Lees verder eens in de handleiding van je scheepje. Daar staat, bij mij in ieder geval wel, de standaard instelling van je zeilen in. Vanaf daar wat expirimenteren totdat de gewenste stand bereikt is. Dit hangt natuurlijk wel af van de soort en hoeveelheid wind.

Kijk anders eens op : http://www.veenhoop.nl/theorie/zeilen.htm voor wat basis info over zeilen. Dat maakt het misschien wat duidelijker..

Marco.

<Edit>
Heb nog even gezocht voor je, want ik wist zeker dat ik ergens meer info had zien staan.

EWven een Quotje....

Jeppie zei:
Zoals boven gemeld is zeilen een spel met verschillende krachten.

Eigenlijk kan ik je doorverwijzen naar de volgende 3 pagina's op de site www.zeiltheorie.nl :

http://www.zeiltheorie.nl/zeilen.html
http://www.zeiltheorie.nl/menf.html
http://www.zeiltheorie.nl/faq.html#vr3

Een dirk op je fok zou er voor moeten zorgen dat -bij aantrekken van de dirk- het achterlijk van je fok minder wind vangt. Daardoor kan je je zeilkrachten beter tegen elkaar uittrimmen. Ten opzichte van elkaar beter uitgetrimde zeilen, resulteert in minder met je roer bijsturen. Elke roerbeweging heeft een remmende component. Dus met beter uitgetrimde zeilen ben je sneller.
Sturen met een zeilboot doe je primair alleen met je zeilen.

<Knip>

Op een echte zeilboot zijn er overigens nog meer mogelijkheden om te trimmen:
Grootzeil:
Overloop: zet het punt waar de grootschoot door heenloopt meer naar buiten op je boot
Neerhouder: houdt de giek omlaag
Cunningham Hole: trekt de voorkant van het grootzeil strakker => vlakker grootzeil
Mastdrukker: buigt de mast naar achteren en opent zo meer je achterlijk
Fok:
Lijogen: zijn te verstellen in langsrichting en breedterichting, beïnvloeden spleetwerking en neerwaardse kracht op achterlijk


Groeten,

JP

De opties voor de Echte zeilboot zijn op sommige modellen ook aanwezig. Ik weet niet wat je voor schip hebt, maar ik denk dat je nu toch een eind moet komen.

Nogmaals,

Marco.
 
Ik weet het niet, maar in 1:1 zeilen is het zo: Hoe strakker je fok, hoe meer je afvalt (van de wind af). En hoe strakker je grootzeil hoe meer je oploefd (naar de wind toe).

Anders gezegd:
Het aantrekken van je grootzeil geeft een oploevend effect.

Het aantrekken van je fok geeft een afvallend effect.

Dus Tiepje, je moet of je grootzeil losser zetten, of je fok iets strakker. Waar je wel weer op moet letten, is dat je je fok niet te strak zet. Anders hou je minder druk in je zeil. Wat de snelheid niet ten goede komt.

De meeste 1:1 zeilschepen hebben ook de neiging om op te loeven. Dit is een extra zekerheid. De boot zal altijd uit zich zelf in de wind gaan liggen, waardoor hij de meest stabiele positie krijgt.

Groeten,

Jan
 
Het verhaal van het sturen met de zeilen is absoluut waar.
Bij het sturen met de zeilen doe je eigenlijk niets meer dan het verplaatsen van het zeilpunt; bij aanhalen van de grootschoot komt er meer kracht in het grootzeil en verplaats het zeilpunt naar achteren, bij aanhalen van fokkeschoot komt er meer kracht in de fok en gaat het zeilpunt naar voren.

Iets wat dus speelt in het oploeven en/of afvallen zijn zeilpunt ten opzichte van het lateraalpunt.

Zeilpunt= het punt waar -rekenmatig- de (wind)kracht op je zeil aangrijpt
Lateraalpunt= het punt waar de (water)kracht op je romp en kiel aangrijpt

afb574.jpg


Tussen deze 2 punten kan een koppel ontstaan.
Ligt het zeilpunt (in de lengtelijn van de boot gezien) vóór het lateraalpunt, dan zal de kracht in je zeil de boeg van de wind af willen laten draaien = lijgierig
Ligt het zeilpunt achter het lateraalpunt dan zal de (wind)kracht in je zeil de kont van je schip van de wind af willen laten draaien (ofwel: de boeg draait naar de wind toe)= loefgierig

Voor de duidelijkheid een schetsje:
situatie 1: zeil- en lateraalpunt vallen boven elkaar: geen koppel: schip vaart rechtdoor
situatie 2: zeilpunt valt voor het lateraalpunt: schip valt af
situatie 3: zeilpunt valt achter het lateraalpunt: schip loeft op
afb575.jpg

(voor alle duidelijkheid: linkerkant is voorkant van de schip en het is van bovenaf gezien)

Hoe kan je er wat aan doen?:

-Je kan bij -te veel- loefgierigheid, want dat was de vraag, de mast wat naar voren trimmen (voorstag iets korter, achterstag wat langer). Het zeilpunt zal daardoor wat meer naar voren komen te liggen en het schip zal minder oploeven (in vlagen).

-Je zou natuurlijk ook het lateraalpunt kunnen beïnvloeden door de kiel / zwaard wat meer naar achter te verplaatsen. Bij scheepjes met een vaste kiel natuurlijk een wat minder elegante optie. Bij boten met een (kantel)zwaard wordt hier echter wel gebruik van gemaakt door het zwaard meer of minder op te halen.

- Een andere (maar technisch lastigere optie / en het is de vraag of het in het klasseregelement is toegelaten) is de zogenaamde "mastdrukker": de stagen blijven dan even lang, maar op het nivo van het dek wordt de mast meer of minder naar voren gedrukt. Omdat de mast vaststaat op de kielbalk en de top van de mast wordt gefixeerd door de stagen, komt -bij naar voren drukken van de mastdrukker op deknivo- de mast een beetje krom te staan: met een soort boogvorm.
Het zeilpunt komt dan ook iets meer naar achteren te liggen.
Het achterlijk (van het grootzeil) komt dan ook meer "open" te staan.

afb576.jpg


Iets loefgierigheid is over het algemeen trouwens wel lekker op een zeilschip: in windvlagen zal het schip (door een vergroting van de kracht die op het zeilpunt gaat uitwerken) willen oploeven: Dat heeft zo zijn voordelen:
- Omdat het schip oploeft (iets meer tegen de wind in gaat varen dus) vermindert automatisch (bij gelijkblijvende zeilstanden) de kracht in het zeil, het schip zal weer rechterop gaan varen en vangt daardoor weer meer wind (een schuiner liggend zeilschip vangt minder wind).
afb577.jpg

- Als het gaat om een koers tussen halve- en aan de wind, wat het geval is om een bovenwindse boei te halen (bij opkruisen), dan win je wat hoogte; je gaat meer in een betere lijn naar de boei toe. (Als de wind weer wat afneemt wel weer iets afvallen om wind in je zeilen te houden).

Leuke en interessante vraag trouwens.

Ik merk het wel als ik niet duidelijk was.


Groeten,


Jan-Peter
 
Tiep: In eerste instantie is het probleem grof te verhelpen door je achterstag te lossen en je voorstag wat aan te trekken. Meer zeiloppervlak vóór je lateraalpunt. Van daar uit zal je verder moeten experimenteren. Een en ander is ook afhankelijk van de windsterkte en de bolling die je je zeilen geeft. Nadeel van radiografisch zeilen is dat je je boot niet 'voelt'. Een 1 : 1 zeiler vaart met zijn / haar (pardon :oops: ) kont.
Excuse moi.
Roel
 
Een 1 meter boot, 21 cm breed, 11 cm diep, balsa latjes met glasvezel aan de buitenkant.type misstral.
Ik merk dat ik nog veel zeil-theorie moet leren, om goed te varen.
 
Kun je in het licht van deze vraag ook iets doen met de beroemde 'dirk' op de fok?
 
Je kan met de dirk, die aan je giek van je grootzeil zit, de grootzeil laten lozen. Dus minder druk in je grootzeil, en de boot zal dus minder snel naar loef willen.

Maar de dirk die jij bedoelt Rob, (die van de fok) doet eigenlijk bijna het zelfde. De fok gaat lozen, en daarom zal de boot meer willen oploeven.

Dit is alleen aan te raden bij harde wind. Doordat de zeilen druk lozen, gaat je bootje minder schuin, maar ook minder hard.

Jan
 
Back
Top