Een stukje geschiedenis
Bij een bouwverslag moet je eigenlijk met het begin beginnen. Voor mij is dat eigenlijk de beslissing geweest om na een periode van 14 jaar weer door te gaan met modelvliegen.
Mijn eerste zwevertje kreeg ik van mijn oom toen ik 7 werd. Het was de Alladin en dat was in 1971. Mijn oom bouwde die, ik probeerde er mee te vliegen en mijn moeder repareerde de brokken. Maar ik was verkocht. In 1972 verhuisden we van Emmeloord naar Middelburg en in 1973 naar Vlissingen. Daar zat in die jaren in de Walstraat een speelgoedwinkel die ook bouwdozen had van vrije vlucht modellen. Ik moest voor elke doos lang sparen en kon het in de tussentijd niet laten om regelmatig in de etalage te kijken. In 1976 was ik het wel beu om geen controle te hebben over de modellen en er elke keer achter aan te moeten hollen. Radiobesturing was de oplossing. In Vlissingen had je een zaak die radiografische modelbouw erbij deed. Het bleek erg duur te zijn dus ging ik maar weer sparen. Begin 1978 had ik voldoende bij elkaar gespaard en voor het astronomische bedrag van 575 gulden kocht ik een Robbe Terra (27 mHz) met 2 servo’s en een ontvanger bij Hobby In in Waalwijk. Het bonnetje heb ik nog. Toen was het geld op en had ik nog geen vliegtuig.
Ik werd lid van een club, MCW, in Biggekerke. Ik kreeg van een clublid een oude motorzwever die ik eerst moest repareren. Daar leerde ik mee vliegen. Voorzien van een 1,5 cc motortje die alleen vol gas liep omdat ik de 2 servo’s nodig had voor het hoogte- en richtingsroer. Het toestel heeft maar kort geleefd. Toen het zich na een duik met gebroken vleugel door een boom heenzeefde had ik een nieuw vliegtuig nodig. Om kosten te besparen bouwde ik dezelfde van tekening. Daarvoor fietste ik van Vlissingen naar Middelburg en haalde de tekening van deze Wanhoop (echte naam van de motorzwever) bij de ontwerper. De ontwerper was, een in mijn ogen “oudere” man, genaamd Peter Keim. Hé,

ik vond toen iedereen die 2 keer zo oud was als ik, oud. Nu is het zo dat we maar 16 jaar schelen en ik ben inmiddels 48.
Toch had en heb ik niet zo veel met motorvliegtuigen dus daarna ben ik volledig overgegaan op zwevers. Geldgebrek was een chronisch probleem maar ik kon met het rondbrengen van kranten voldoende bijverdienen om hout, lijm en solarfilm te kopen. Daarom heb ik vanaf toen altijd mijn eigen vliegtuigen ontworpen en gebouwd. Vanaf 1980 maakte ik mijn eigen GFK rompen en later elektrovliegtuigen geheel uit mallen.
Met elektro begon ik in 1983 door de romp van een eigen ontwerp zwever aan te passen met een V-staart en daar aparte vleugels voor te maken. Hier zat een Robbe EF76 II in met een aan-uit schakelaar uit een wasmachine. Zweefwedstrijden (F3B en thermiek) vloog ik al een paar jaar en daar kwam Elektro bij in 1983. Dat ging niet geheel onverdienstelijk. Vanaf 1984 tot en met 1998 leverde het me 13 Nk’s een paar 2e en een 3e plaats op in de nationale elektro competitie (Elektro duur en F5B samen). Dat met 3 ontwerpen. De Axioma, Medusa 94 en Medusa 96. De Medusa 94, ontworpen voor de WK F5B in Australië van 1994, is beter bekend onder de naam Skippy. Van de Medusa 96 staan her en der nog wat foto’s op het internet zag ik. De mallen heb ik in 2000 een keer uitgeleend om ze niet meer terug te krijgen. In ieder geval zijn er nog een aantal uit gebouwd en her en der terechtgekomen. Ik kom er wel eens wat tegen op het WWW. Jammer dat een ander met de eer gaat strijken.
In 1999 was ik het beu. De belasting om het elektrowereldje vliegende te houden, mee te doen aan de nationale wedstrijden, EK’s en WK’sk werd in combinatie met gezin en werk gewoon te groot. Bovendien was de uitdaging verloren gegaan. Ik stopte en ging af en toe nog indoor vliegen. F5B is sindsdien niet meer gevlogen en pas een paar jaar geleden weer door een aantal “nieuwelingen” opgepakt en weer leven ingeblazen.
Een lange tijd volgde waarvan een aantal voor mij hele slechte periodes waarbij ik, en daardoor mijn gezin, diepe dalen heb gekend. Maar dat ligt ook alweer 3 jaar achter me. Elke keer dat ik mijn oude modelbouwspullen tegenkwam begon het weer te kriebelen en een jaar geleden besloot ik om maar weer gewoon de draad op te pakken. En dan ook maar gelijk serieus. Inmiddels was er weer zoiets als een F5B wereldje en de Elektro duur was inmiddels de F5J geworden. En, door het WWW was er inmiddels ontzettend veel informatie beschikbaar. Bovendien heeft de ontwikkeling ook niet stil gestaan. LiPo’s, 2,4 GHz, telemetrie, veel hogere vermogens en een enorm aanbod.
Ik besloot daarom begin 2012 om in eerste instantie de F5B wedstrijden te gaan bezoeken om te kijken wat ik nodig zou hebben om in 2013 weer mee te doen. Zo ook de F5J. Wat me opviel is dat er eigenlijk maar weinig veranderd is. Er zitten nog steeds vleugels aan een vliegtuig en het gaat allemaal wel harder omhoog maar dat maakt het juist makkelijker. Wat niet veranderd is dat is dat je nog steeds zelf moet vliegen en dat is en blijft het belangrijkste. Wat dat betreft heb ik het afgelopen jaar nog geen niveauverschil met 1999 en daarvoor kunnen ontdekken. En dan heb ik het niet over het aantal rakken want dat heeft alleen te maken met het feit dat je daar meer tijd voor hebt gekregen en dat je 2 maal zo hard omhoog gaat en dus minder tijd kwijt bent met stijgen. Wat een positieve ontwikkeling is zijn de reglementaire wijzigingen die het allemaal toegankelijker maken. Nu is de ervaring wel dat elke klasse, ongeacht het reglement, uiteindelijk tot extremen leidt en/of onbetaalbaar wordt. Althans, als je in de top wilt meedoen.
Mijn doel is om dit jaar (2013) gewoon lekker mee te doen maar wel serieus. Voor F5B was de keuze nogal makkelijk. Daar zelf nog eens een kist voor te ontwerpen heeft geen zin dus daarvoor moet je er een aanschaffen. Dat is de Surprise 16 geworden met een Plettenberg 220-30 A2 P6 5:1 EVO en een YGE 200HV V2 regelaar op 9S. Kan elk moment binnenkomen. De Avionic is een beter vliegtuig maar moet uit het Oostblok komen, is peperduur, lange levertijd en het is afwachten wat de service is. Freudentaler zit een stuk dichterbij en die kom je nog wel eens tegen op wedstrijden. Bovendien is het gewoon zaak om elke wedstrijd mee te doen en goed en constant te presteren wil je uiteindelijk hoge ogen gooien in de nationale competitie. Zelfs met elke keer laatste worden kun je nog altijd het NK winnen of je plaatsen voor een WK of EK. Af en toe winnen is leuk maar als je dan te weinig wedstrijden vliegt kom je er uiteindelijk toch niet. Dat heb ik in mijn wedstrijd carrière vaak genoeg om me heen gezien.
Een kist voor de F5J was een heel ander verhaal. Ook daar is het aanbod inmiddels erg groot. Maar een competitieve kist is me echt te duur en het budget is beperkt. Dus maar een keer weer een eigen ontwerp.
Ik heb allereerst het reglement doorgelezen, een paar nationale F5J wedstrijden bezocht en op het WWW gekeken wat er zoal rondvliegt. Dat gaf me een idee van de maten. Het moest groot, slank en ligt worden en te bouwen zijn met de materialen die ik nog had. Epoxy, triplex, balsa, solarfilm, koolstof weefsel, koolstof roving, glasweefsel en nog wat van dat spul.
Dus een opgebouwde vleugel maar wel met koolstof ligger. Stabilo en kielvlak hetzelfde. Spanwijdte ongeveer 3,7 a 3,8 meter en een romplengte van ongeveer 1,65 meter. Pendelstabilo omdat dat je anders direct goed moet zitten met je instelhoeken en uiteindelijk is het ook een pendelkielvlak geworden omdat dat nu eenmaal even handig uitkwam. Een triplex rompje met een stuk hengel als staart. De rompdoorsnede is eigenlijk te groot en de neus is relatief lang. Dat is voorlopig even nodig de nodige speling te hebben m.b.t. het gewicht en de plaatsing van de componenten t.o.v. het zwaartepunt. Deze kist is voor mij echt een prototype. De ervaringen verwerk ik in de volgende Medusa XXl en daar maak ik wel een kunststof (Kevlar) romp voor met koolstof staartboom. De rest wordt ook iets anders maar daar kom ik later nog op terug. Laat ik eerst deze maar eens afbouwen en vliegen.
Ontwerpen en bouwen gaat bij mij uiterst chaotisch en voornamelijk op gevoel. Ik heb er nota bene voor geleerd toen ik de HTS Vliegtuigbouw deed maar het meeste gaat instinctief en veel berekenen doe ik niet. Bovendien kun je eindeloos bezig blijven met het ideale profiel, constructie, aandrijving, materialen en noem het maar op. Uiteindelijk moet je wel wat te vliegen hebben en ik steek dan liever mijn tijd in het bouwen van de niet zo heel ideale kist waarmee ik ook nog kan trainen voor de wedstrijden beginnen. En met 13 NK’s op zak is doe ik dat toch ergens wel goed. In het eerste stuk staan al een aantal foto’s waarbij je kunt zien dat de romp, het kielvlak en het stabilo al klaar zijn. Foto’s van de bouw heb ik niet. In de volgende stukjes zal ik het ontwerp, de bouw en de overwegingen die ik had, van de verschillende onderdelen beschrijven.