Ga eerst maar als volgt te werk:
- neem 2 weerstanden van 3,3 k. Soldeer aan elk van de buitenste aansluitingen van de schakelaar één zo'n weerstand van 3,3 k.
- neem 1 weerstand van 5,6k en soldeer deze aan de middenaansluiting van de schakelaar.
- draai de drie topdraadjes van de weerstanden in elkaar en soldeer ze aan elkaar vast.
- de midden aansluiting van de potmeter neem je los en sluit je aan op dit knooppunt van de 3 weerstanden.
- de buitenste aansluitingen van de potmeter neem je los en soldeer je aan de buitenste aansluitingen van de schakelaar.
- werk netjes en twist de draden. Dit laatste om hf-instraling te voorkomen.
Vrijwel zeker heb je nu normale uitslagen. Er is echter ook een kleine kans, dat je maar zeeeeeer kleine uitslagen hebt. In dit geval hebben de knuppelpotmeters een cermetbaan van slechts 60 graden. De weerstand van 5,6 k zou dan eigenlijk helemaal niet nodig zijn, maar uit veiligheidsoverwegingen neem je er dan eentje van 100 Ohm.
De werking:
- met de twee 3,3 k weerstanden maak je een spanningsdeler. Als de schakelaar in de middenstand staat, leveren deze op het knooppunt precies de halve spanning. Dit doet de knuppelpotmeter namelijk ook als deze in de nulstand staat. Meestal staat er 5 Volt op de potmeters, dus de halve spanning is dan 2,5 Volt.
- de 5,6 k weerstand wordt bij het schakelen óf parallel geschakeld aan de ene 3,3 k weerstand óf aan de andere. Hiermee wordt de spanningsdeler zodanig beïnvloed, dat er óf zo'n 2 Volt óf zo'n 4 Volt op het knooppunt komt te staan. Bij een gewone potmeter gebeurt dit ook. Deze heeft weliswaar een cermetbaan van 270 graden, maar daarvan wordt slechts zo'n 60 graden gebruikt.
- heb je een potmeter met een cermetbaan van 60 graden, dan variëert de spanning tussen 0 en 5 Volt. In dit geval moet je met je schakelaar ook tussen 0 en 5 Volt schakelen. Met een 100 Ohm weerstand benader je dit in voldoende mate en deze dient tegelijk als kortsluitbeveiliging.