Ik heb me steeds afgevraagd hoe een een theoretisch vleugelprofiel wordt omgezet naar een praktische doorsnede. De theoretische vorm heeft steeds een punt (of toch bijna) aan de staartlijst, terwijl in de realiteit de staartlijst altijd een eindige dikte zal hebben (paar mm).
Is daar iets zinnigs over geweten of te vertellen?
Momenteel heb ik wel een methode om er mee om te gaan en dat is de volgende:
Voor de onderzijde identiek, maar dan vanaf de laagste (negatieve ) Y coordinaat. Bijhorende X coordinaten van boven en onderzijde hoeven niet dezelfde te zijn.
Ter hoogte van het laatste punt krijg je dus twee keer de halve werkelijke dikte (voor boven én onderzijde) van de staartlijst.
Is daar iets zinnigs over geweten of te vertellen?
Momenteel heb ik wel een methode om er mee om te gaan en dat is de volgende:
- Genormaliseerde theoretische profiel verschalen naar de werkelijke grootte
- Grootste Y coordinaat (voor de bovenzijde) bepalen
- Vanuit die bijhorende X coordinaat de halve dikte van de werkelijke eindlijst lineair verdeeld over alle volgende X coordinaten bij de bijhorende Y coordinaten tellen
Voor de onderzijde identiek, maar dan vanaf de laagste (negatieve ) Y coordinaat. Bijhorende X coordinaten van boven en onderzijde hoeven niet dezelfde te zijn.
Ter hoogte van het laatste punt krijg je dus twee keer de halve werkelijke dikte (voor boven én onderzijde) van de staartlijst.