….. (m.a.w. het verhoogt de minimum vliegsnelheid, wat overigens NIET hetzelfde is als de overtreksnelheid, want die ligt "vast") …..
Pas op brutus want wat je hier schrijft klopt niet! "De overtreksnelheid" bestaat niet en kan dus ook niet vastliggen. Wat wel vast ligt is de
overtrekhoek dat is de invalshoek van de vleugel waarbij de vleugel overtrokken raakt.
Voor de mensen die het nog niet weten zal ik dit uitleggen.
De lift of draagkracht van de vleugel wordt door een aantal factoren bepaald. Het symbool voor de lift is L.
De eerste factor is de luchtdichtheid. Hoe warmer het is en/of hoe hoger je gaat vliegen hoe lager de luchtdichtheid en hoe lager de draagkracht. Het symbool is p (rho).
De tweede factor is het vleugeloppervlak, hoe groter hoe meer draagkracht. Het symbool is A.
De derde factor is de lift coëfficiënt. Deze wordt bepaald door het vleugelprofiel en de invalshoek. Het symbool is Cl. De invalshoek is de hoek die de vleugel maakt ten opzichte van de vliegrichting.
De vierde factor is de snelheid. Hoe sneller je vliegt des te hoger is de lift. Het symbool is V.
De formule is dan: L = ½ x p x A x Cl x V².
Modellen vliegen op geringe hoogtes en de invloed van de luchtdichtheid is dan zo klein dat we daar eigenlijk niets van merken. Toch kunnen we het soms wel merken. Zo kan een bepaald model heerlijk vliegen op een koude winterdag. Koude lucht heeft een hoge luchtdichtheid dus is de lift van de vleugel dan groter. Op een hete zomerdag kan dat model dan een stukje lastiger vliegen, je moet sneller vliegen en meer up geven. Warme lucht heeft een lagere dichtheid wat de lift verkleint. Zoals ik al schreef wij modelvliegers zullen dit echter zelden merken maar het speelt wel mee.
Het vleugeloppervlak is ook iets waar we tijdens de vlucht weinig of niets aan kunnen veranderen. Bepaalde soorten flaps die uit de vleugel schuiven vergroten het vleugeloppervlak maar er zijn weinig modellen die dit soort flaps hebben.
De lift coëfficiënt wordt door het vleugelprofiel en de invalshoek bepaald. Met flaps kan je de Cl ook vergroten maar pas wel op, dit is maar tot een bepaald uitslag. Als je de flapuitslag te groot maakt zal de lift juist weer lager worden en loopt de weerstand enorm op.
Als je de invalshoek vergroot wordt de Cl ook hoger dat is echter maar tot een bepaald hoek. Als de invalshoek boven een bepaald grootte uit komt zal de luchtstroom het profiel niet meer kunnen volgen en "laat los". De stroming wordt turbulent en de vleugel verliest een heel groot deel van de lift (draagkracht).
De formule laat zien dat de snelheid een kwadratische factor is en dus heel belangrijk. Ga je twee keer zo snel vliegen dan zal de lift vier keer zo groot worden. Natuurlijk zal de lift vier keer zo klein worden als je de helft langzamer gaat vliegen. Dat verklaart waarom je vliegtuig gaat klimmen als je meer gas geeft en gaat dalen als je minder gas geeft.
De reden waarom "de overtreksnelheid" niet bestaat is dat de invalshoek bepaald wanneer de vleugel zijn lift verliest. Hierbij speelt de snelheid een heel belangrijke rol. Een kleine snelheidsverandering heeft al een vrij grote invloed op de lift. Maar door meer up te geven vergroot je de invalshoek van de vleugel en dus de Cl. De lift wordt daardoor weer gelijk en je model blijft op de zelfde hoogte vliegen maar wel met de neus een beetje omhoog. Met flaps kan je de Cl ook vergroten maar pas wel op, dit is maar tot een bepaald uitslag. Als je de flapuitslag te groot maakt zal de lift juist weer lager worden en loopt de weerstand enorm op.
Stel je hebt een model dat 4kg weegt en dat model vliegt lekker bij een bepaalde snelheid. Landen gaat ook lekker en je weet precies wat “de overtreksnelheid” van die kist is.
Dan maak je er een bommenluikje in waarmee je een kilo snoep omhoog kan nemen om die voor de kinderen te droppen. Tijdens een show ga je met die zware kist omhoog maar het demo spook slaat toe en het luik gaat niet open. Je moet dus landen met die zware kist. Alles gaat goed maar vlak boven de grond valt hij plotseling uit de lucht en kwakt tegen de grond.
“Overtrokken” wordt dan meteen al geroepen. “Nee hoor, ik vloog echt nog sneller dan de overtreksnelheid” is dan jou antwoord. Helaas pindakaas maar het model was wel degelijk overtrokken. Omdat het een kilo zwaarder is dan normaal zal de vleugel ook een kilo meer lift moeten leveren. Ga je langzamer vliegen voor de landing dan zal de invalshoek dus ook groter moeten worden om die extra kilo in de lucht te houden. Daarvoor moet je meer up geven wat je ook automatisch doet. Maar op dat moment is je snelheid zo laag dat de invalshoek zo groot wordt dat je voorbij de overtrekhoek gaat met alle vervelende gevolgen van dien.
Dat komt doordat jij van de snelheid uit bent gegaan. Normaal merk je daar niets van maar met die kilo extra gewicht gaat het net mis, de “overtreksnelheid” wordt dan merkbaar hoger en als je daar geen rekening mee houdt…..
"De overtreksnelheid" is dus afhankelijk van andere factoren. Verander je iets aan die andere factoren dan zal “de overtreksnelheid” ook veranderen. Zo zal die snelheid lager zijn bij koud weer en een hoge luchtdruk dan bij warm weer en een lage luchtdruk.
Het gewicht van je model en eventuele flaps spelen ook een merkbare rol. Dat kan echt kilometers per uur schelen.