Het vervormen van RVS tijdens het lassen komt door dat die Nikkel die er in zit een veel groter uitzetting coëfecent heeft dan de rest van de legeringen die er in zitten.
Gr.Joop
Niet echt. Een staalsoort krijgt een passieve gesloten oxidehuid als er minstens 12% Chroom aan toe wordt gevoegd. Dan is het al een "RVS" (Roest Vast Staal). Echter is de structuur van dit metaal nog te vergelijken met een "gewoon" koolstofstaal. De structuur is ferritisch.
De volgende uitgangspositie is een 18/8. Een materiaal met 18%Chroom en 8%Nikkel. deze structuur is austenitisch. De bekende 304. Als je er dan nog zo'n 2.5%Molybdeen in stopt heb je de 316.
Aan deze austenitische staalsoorten wordt meestal automatisch gedacht bij de kreet "RVS".
Deze staalsoorten, 304 en 316, hebben een uitzettingscoefficient van 0.016mm per meter per 1° temperatuursverschil. Voor de ongeleerde staalsoorten, als staal 35, is dat 0.012mm.
Vervormingen ten gevolge van lassen zijn een gevolg van het uitzetten van de las en de omgeving naast de las. Dit uitzetten wordt tegengewerkt door de rest van het materiaal dat niet zo warm wordt. Het gevolg is dat het materiaal tijdens dit uitzetten gehinderd word en dus plastisch zal vervormen. (reeds tijdens het opwarmen dus) Nu dit korter geworden materiaal afkoelt, zal het gaan "trekken". Zo veroorzaakt het de vervelende krimpvervormingen.
Hoe groter de uitzettingscoefficient, hoe groter dus de te verwachten vervormingen.
Nikkel heeft een uitzettingscoefficient die dicht in de buurt van de laag en ongeleerde koolstofstaalsoorten komt. Je ziet dan ook vaak dat laaggelegeerde staalsoorten in een thermisch belastte lasconstructie met een nikkelbasis toevoegmateriaal gelast worden. Nikkel is ductiel, kan dus goed de optredende krimpvervormingen wegwerken, en in bedrijf zet dit materiaal zo'n beetje net zo veel uit als het basismateriaal. Daarmee houdt je de optredende spanningen in het gareel.