Korte zenderantenne

Ik ben niet de kenner op dit gebied (toch wel wat HF-ervaring).
De rubberdukjes hebben ca 30% minder bereik in vergelijk met een normale antenne.
Wat normaal geen probleem geeft, maar levert ook geen positieve bijdrage.

Waarschijnlijk heb je ook de BEC van je regelaar gebruikt?
Daarvan heb ik wel ervaren dat deze ernstig je bereik kan verkorten (wat dacht je van 75% minder?).
De combinatie met de korte antenne maakt de zaak dan nog erger, maar dat is dan dus in tweede instantie.

Let wel, ik zeg niet dat dat de oorzaak is he.
Maar je kunt er eens naar kijken.
 
Aangezien de crash op betrekkelijk korte afstand plaatsvond niet direkt lelijk naar de antenne gaan kijken.

-Welk type Simprop ontvanger?

Als een gewone ppm-ontvanger zonder enige vorm van storing plotseling alle dienst weigert is dit meestal het gevolg van een totale spanningsuitval. Bij regelaar met bec controleren of er niet te veel servo's aangesloten zijn. Bij ontvangeraccu: schakelaar, stekers en puntlassen (cq solderingen) nakijken. Het is beslist niet ongewoon, dat de spanning na de crash plotseling weer aanwezig is.

Als het een scan-ontvanger van Simprop is, zit er een microprocessor in. Deze levert een wat lastiger te herkennen beeld. Deze reageert bij ernstige storingen eerst wat vertraagd om daarna ook volledig te stoppen, maar was er wel tijd om zoiets vast te kunnen stellen?

-Zitten in de zender de printpennen, waarop het module wordt geplaatst, allemaal wel vast? Erg kwetsbaar bij de FC18.

-En dan toch iets, wat met de antenne te maken heeft: welke andere kanalen waren er op dat moment in de lucht? Bij onvoldoende zendvermogen krijg je snel last van buurkanaal-storingen.
 
Ik verdenk ook de Bec van de regelaar, welke regelaar en hoeveel servo's en welk merk/type servo's.

die simprop ontvanger welke was dat? Ik heb bij sommigen al eens vaker gezien dat de scan ontvanger van simprop wel eens van kanaal wisselt door onbekende oorzaak.

Bij electro altijd een reikwijdte test maken met draaiende motor. Eerst met motor net draaiend en dan op het uiterste puntje met volgas en dan enkele minuten lopen laten.
 
Antenne materie is een complexe zaak, de formules die men hiervoor hanteert zijn niet echt betrouwbaar, vindt ik. Neem nu bv de verkortingsfactor; deze wordt bp door de verhouding lengte/dikte straler + een correctie???. Hierop is nog een variant nl; x0.94 in gebieden met een hoge luchtvochtigheid [aan zee] en x 0.98 in gebieden met ijle lucht [in de bergen] dit alles geldt voor stralers onder de hele golflenfte??? Wanneer men boven de 1 golflengte komt dan geldt er ineens een verlengingsfactor, alleen kan niemand die uitleggen, net als die andere berekening, het is dus maar een "geformuleerde gissing".

Verticale stralingshoek; deze is afhankelijk van nog veel meer zaken, en is voor als nog puur theoretisch, tenzij hij geheel vrijstaand is opgesteld. 1) tegen-capaciteit tozv de straler, dwz dat als je de voet van een verticale antenne direct boven een wateroppervlak houdt deze het optimaalst is, en zal in de meeste gevallen de neutraalste verticale openingshoek laten zien. Dus al sta je hoog van de grond [of grondwater] dan veranderd de openingshoek. 2) Ook de lengte van de staler [en de plaats van evt compensatiespoelen, [zie bericht Corrien] bp mede de openingshoek, en hoe deze tegenover de tegencapaciteit [of kunstmatige tegencapaciteit, cq omgeving] is op gesteld. In ons geval als je de zender met de antenne schuin naar voren laat wijzen, dan zal de openingshoek naar voren anders zijn dan naar achteren. Daarbij ziet de straler ook de gebruiker/omgeving [wij dus] ook nog eens als een tegencapaciteit. Kortom, als iemand met droge ogen durft te beweren hoe het stralingspatroon eruit ziet van zijn antenne, dan komt dat bij mij niet echt vertrouwd over, maar dat zegt nog niks over de mogelijke evt goede prestatie van zijn product.

Dan is er nog de mythe van de staande golf; een goede staande golf wil niets anders zeggen dat de volledige energie van de zender in de antenne of een ander soort "dummyload" verdwijnt. Dit heeft niets met het uitstralend vermogen van deze antenne te maken [maar is "zeer" gewenst]. Een antenne met een slechtere staande golf [1:1,5] kan een betere uitstraling hebben, door toedoen van een minderverliesgevende aanpassing of opstelling, dan een met een staande golf van 1:1 [meting met bv en HF meter op afstand, zal dit kunnen bevestigen]. Ook wordt de meting met een staande golfmeter sterk beinvloedt door de aanpassing tussen zender en antenne [impedantie] Ernst, ik ben dus ook benieuwd/nieuwsgierig hoe jij dit heb kunnen meten, daar een verkorte antenne een andere impedantie vertegenwoordigd dan de meeste staande golf meters [50Ohm, 75Ohm, ???] Het aanpassingsfilter is in de zender verwerkt, en het zou mij verbazen als men eerst een aanpassing maakt van de eindtrap naar een bp "standaard" [hier onderbreken voor een meetpunt] en vervolgens naar het aanpassingsfilter van de antenne. Het lijkt mij onlogisch met het oog op vermogen verlies daardoor, en de reeds al bekend zijnde toepassing [verkorte antenne] dat men dit nog zo zou uitvoeren!!! Maar ik weet ook niet alles van dit onderwerp, en de mogelijk gebruikte proffessionele meetappararuur van Ernst. Hierdoor verbaas ik mij uit onwetendheid, wel eens meer over bp dingen. [en daarbij ben ik ook nog eens irritant eigenwijs, heb ik mij laten vertellen]

Rubberducken zijn uitermate geschikt voor "gangfighting", maar dat is dan ook echt het enige, voor de rest sluit ik mij aan bij het bericht van Erwin :wink: .

m.vr.gr. Per.

PS kan iemand de bewuste verkorte antenne opmeten [aanhechting spoel bij de voet van de spriet t/m top + de frequentie waarvoor hij geschikt zou moeten wezen??? evt pb'en, bvd.
 
Vraagje van een leek op elektronca gebied.
Is de BEC voeding naar de ontvanger uit te schakelen, en te vervangen door een aparte (batterij)voeding?
 
Per,
Het gaat veel te ver om in detail uit te gaan leggen hoe ik dat destijds heb gemeten. Eerlijk gezegd kwam er zoveel bij kijken dat ik het ook niet in detail begrepen heb. Zonder de speciale apparatuur waarover ik toen kon beschikken en de hulp van een collega die daarin gespecialiceerd is kan ik het nu niet meer doen.
Ik werkte bij Fokker en daar hadden we dus speciale apparatuur om de SWR van antenne opstellingen te kunnen meten. Dat alles gebeurde kontaktloos! Er was dus nergens iets aangesloten op of aan de zender en de antenne. Met diverse oppikspoelen bij bepaalde kringen in de zender en enkele antennes naast de zendantenne konden we op een meter zo de SWR aflezen. De SWR is zoals je waarschijnlijk wel weet een verhoudingsgetal. Het is de verhouding tussen de energie die naar de antenne gaat en de energie die terug komt uit de antenne. Die antennes naast de zendantenne en de oppikspoelen werkten op het principe van de lecherlijnen. Hoe dat nu precies gaat weet ik helaas niet. Ik herinner me wel dat het wel een half uur werk was om de hele opstelling op te bouwen en zo af te stellen dat het juist werkte. Daarna was het een meting van een paar seconden. Dan een wijziging van een paar dingen en nog een meting van een paar seconden. Het resultaat was een SWR van 1,02. Heel netjes dus.
Deze meting heb ik slechts één maal kunnen doen omdat het veel te veel werk was om voor een hobby meting die opstelling weer op te bouwen. De opstelling moesten we toch opzetten omdat we de volgende dag een aantal telemetriesystemen (+/-30mHz) moesten testen en afregelen.
 
Per,

Verkortingsfaktor/verlengingsfactor. Deze twee dingen bestaan niet in de antenne techniek. Wat wel bestaat is dat een kwart of halve dipool antenne niet de goede lengte heeft voor de frequentie van het uit te zenden signaal. Dan kan met behulp van een instelbare condensator aan de voet vanm de antenne (in serie) kunstmatig de antenne zo aangepast worden dat hij zich gedraagt als optimaal voor die frequentie. Een inductie (spoel) kan worden gebruikt om een antenne kunstmatig te verlengen. Verkortingsfaktor komt voor bij coaxkabel waar de golflengte niet dezelfde is als in lucht omdat de kern van de kabel het signaal sneller geleidt dan lucht zodat de golflengte met de zgn. velocity factor vermenigvuldigd moet worden om hem te berekenen in de coax kabel.

De samenstelling van de omgevende lucht heeft geen enkele invloed op antenne eigenschappen voor het uit te zenden signaal (in de leegte van de ruimte buiten de aardse atmosfeer kan toch ook radio gebruikt worden om maar eens een simpel voorbeeld te noemen.) Wat wel speelt is dat onder bijzondere omstandigheden en voor een beperkt aantal frequenties inversie lagen gebruikt kunnen worden als propagatie lagen. Hierdoor kunnen grotere afstanden worden overbrugd.
Het afstralingspatroon van een antenne wordt bepaald door de antenne zelf en de aarde. Wij houden inderdaad onze zenders maximaal slecht vast als het daarom gaat. Ik gebruik altijd een pult om te vliegen en heb mijn antenne bijna loodrecht omhoog staan. Dit geeft altijd het beste bereik. Lengte van straler en aanpassingen zoals genoemd dragen nauwelijks bij aan de stralingskarakteristiek van een antenne als deze maten tenminste niet te sterk van het goede afwijken.
Tegencapaciteiten moet je mij eens laten zien. Ik ken ze niet. Wat ik wel ken is het feit dat bij een enkelvoudige straler (de helft van een dipool dus) zoals wij gebruiken op onze zenders, de aarde de andere pool van de dipool vormt. Onze zendantennes kennen geen voor-achterverhouding zoals Yagi antennes en andere richtantennes. Dit zou in praktijk ook niet bruikbaar zijn tenzij je ze gebruikt bij zeer speciale experiementen zoals Maynard Hill dat destijds deed toen hij 19 km hoog ging vliegen met een modelvliegtuig met een niet opgevoerde zender.
Ik durf dus met droge ogen te beweren dat het stralingspatroon van mijn zender er uit ziet als een doughnut die plat op de aarde licht.

Een goede staande golf heeft alles, maar dan ook alles met een goed gebruik van een antenne te maken. Het betekent nl dat alle energie die in de antenne gestuurd wordt niet terug komt naar de zendereindtrap maar de ruimte ingestraald wordt. Een GOEDE SWR meter heeft voor de frequentie waar deze op wordt gebruikt geen invloed op de af te regelen kring. Als dat wel zo is dan is er iets met de meter aan de hand. Deze meters zijn juist bedoeld om de impedantie van zendereindtrap en antenne ingang op elkaar af te stellen. Hoe groot die impedanties in modelbesturingszenders zijn is mij volledig onbekend. Als je kijkt naar de antenne aansluiting van het hoogfrequent moduul naar de antenne ingang bij de gemiddelde zender dan kan dit niet anders dan bedroevend zijn. Aangezien een zender maar 100 mW E.R.P. mag leveren zal dit echter toch wel gehaald worden zodat duurdere oplossingen overbodig zijn.
Het enige waar erg op gelet wordt is dat de uitstraling van storende nevenfrequenties goed wordt onderdrukt en dat voldoende vermogen overblijft op de gebruikte frequentie. Als je bedenkt dat destijds door Neil Armstrong met slecht 5 watt vanaf de maan met de aarde werd gepraat dan zitten wij op onze korte afstanden wel goed met het gebruikte vermogen.
Niet zo lang geleden vloog een clublid gedurende tien minuten in de rondte met de zendantenne nog geheel ingeschoven. Het ging pas mis toen hij verweg laag ging vliegen (MPX zender)
Dat je redelijk eigenwijs bent laat zich niet moeilijk raden... ;)

Hans Delemaare, PH7JDE
 
Welk type Simprop ontvanger?
Een Nano-FM receiver, al wel een oudje.

De laatste keer dat ik die gebruikt heb was ook in de Mustang, tijdens het electro-treffen op Stitswerd in (ik denk) 2004.

Toen moest ik een vlucht afbreken omdat ik het ding slechts met de grootst mogelijke moeite in de lucht kon houden en vervolgens enigszins netjes aan de grond kon krijgen: het leek wel of er iemand doorheen stuurde . . . 8O

Dat was overigens met een 2S pakket.

Bij regelaar met bec controleren of er niet te veel servo's aangesloten zijn.
Slechts twee Simprop SES 100 . . .

Regelaar is een Jeti 18 - 3P 6 - 10 NC

10 NC = 12 volt . . . Zou dat 3S lipo pakketje de boosdoener zijn? :roll:

Bij ontvangeraccu: schakelaar, stekers en puntlassen (cq. solderingen) nakijken. Het is beslist niet ongewoon, dat de spanning na de crash plotseling weer aanwezig is.
Tja . . . lijkt me allemaal dik voor mekaar, maar ik kan het niet echt beoordelen . . . :?

- Zitten in de zender de printpennen, waarop het module wordt geplaatst, allemaal wel vast? Erg kwetsbaar bij de FC18.
Wat is 'de module'? :oops:

-En dan toch iets, wat met de antenne te maken heeft: welke andere kanalen waren er op dat moment in de lucht? Bij onvoldoende zendvermogen krijg je snel last van buurkanaal-storingen.
Alleen Appie had z'n zender aanstaan, die was bezig z'n Sukhoi uit de akker te halen, die daar agv. een 'dead stick' tijdens cirquit beland was.

Vragen vragen vragen . . .


jan.
 
jan brilman zei:
Welk type Simprop ontvanger?
Een Nano-FM receiver, al wel een oudje.
Dat is een 'gewone' ppm-ontvanger, dus als die er zonder te storen opeens mee stopt is er in de meeste gevallen iets met de spanning aan de hand geweest.

jan brilman zei:
Wat is 'de module'? :oops:
Het hoogfrequent-module, dat achter in de zender wordt gestoken bij de FC18plus. Bij de gewone FC18 zit dit module (ingeblikt en wel) vastgesoldeerd op een print. Hierbij is mijn opmerking dus niet van toepassing. Bij de FC18plus zou ik de 2 parkers van het printpennen-printje (sorry, maar hoe moet je zoiets anders noemen?) eens losdraaien en aan de andere kant kijken hoe de solderingen er uitzien.



Het ligt eigenlijk niet helemaal op mijn weg om zoiets voor te stellen, maar ik kan het in dit geval niet laten: zou een controle van zender en ontvanger door de servicedienst niet een verstandige keuze zijn :roll: ?
 
Hier de mening van een modelvlieger en ook gelicentieerd zendamateur:

Een kortere antenne zal altijd slechter afstralen. Simpel opgemerkt maar dit klopt altijd.
Met een verlengspoel kun je een te korte antenne weer in resonantie brengen, daardoor krijgt de zendereindtrap geen problemen en "denkt"dat ie aangesloten is op een normale antenne.
Maar voor de afstraling van het zendersignaal blijft helaas het gemis aan antennelengte.
Het optimum bij verticale handgedragen zenders ligt bij 1/4 golflengte. Op 35MHz is dit 1/4 van 300/35 = 8.6m, dus ca. 2.15m. Dit is onpraktisch lang, dus kiest de fabrikant voor een kortere antenne (vaak 1.50m) die dan electrisch verlengd wordt door in de zender een verlengspoel te plaatsen. Daardoor wordt helaas de reikwijdte van de zender iets kleiner.
Je kunt ervoor kiezen om de antenne nog korter te maken, dan heb je een extra verlengspoel nodig, meestal zit die onderin de antenne, vaak wordt ook de gehele antenne dan als spoel uitgevoerd (rubberduck antenne). Voordeel is dat je een korte antenne hebt, nadeel is dat de reikwijdte minder zal zijn, hoeveel minder zal afhangen hoeveel korter de uiteindelijke antenne is.
Het kan best meevallen, een sterke zender i.c.m. met een goede ontvanger kan zoveel reikwijdte hebben dat er best wat vanaf kan zonder dat het opvalt in gebruik.
Maar het is onmogelijk dat een kortere antenne dezelfde of zelfs een betere reikwijdte oplevert dan de originele langere antenne.
 
jan brilman zei:
Welk type Simprop ontvanger?
Een Nano-FM receiver, al wel een oudje.

De laatste keer dat ik die gebruikt heb was ook in de Mustang, tijdens het electro-treffen op Stitswerd in (ik denk) 2004.

Toen moest ik een vlucht afbreken omdat ik het ding slechts met de grootst mogelijke moeite in de lucht kon houden en vervolgens enigszins netjes aan de grond kon krijgen: het leek wel of er iemand doorheen stuurde . . . 8O
-En dan toch iets, wat met de antenne te maken heeft: welke andere kanalen waren er op dat moment in de lucht? Bij onvoldoende zendvermogen krijg je snel last van buurkanaal-storingen.
Alleen Appie had z'n zender aanstaan, die was bezig z'n Sukhoi uit de akker te halen, die daar agv. een 'dead stick' tijdens cirquit beland was.
Dit klinkt heel bekend. Ik heb een nano in mijn delta-400 zitten en de enige keren dat ik problemen had was met veel andere zenders in de buurt en toen ik zelf een tamelijk zwak zendertje (Simprop/Sanwa Star-12) had. Ook in combinatie met een iets grotere simprop ppm ontvanger had ik toen deze problemen.
Met de ingebruikname van de JR-X388 is dat nog 2 keer voorgekomen. In beide gevallen vloog ik toen op ~100m afstand op ~30 m hoogte over een andere zender heen (die daar zo nodig moest staan). In beide gevallen redde de oeroude reflex (uit de tijd van zelfgebouwde apparatuur met een AF 118 als eindtor) van meteen de zender boven het hoofd houden om de antenne zo hoog mogelijk te krijgen, de situatie. Toen werd de zaak weer enigszins bestuurbaar. Meteen naar je toe vliegen verbetert de situatie dan ook binnen enkele seconden.
 
Bruno,

die reflex heb ik ook, gebruik ik nog steeds in probleemsituaties en het werkt!
Mijn eerste zender en ontvanger waren zelfgebouwd, ca. 1968 en dat gaf problemen, wil je niet weten!
 
Mijn eerste stappen op het gebied van afstandsbesturing waren ook zelfbouw. Mijn eerste zender en ontvanger hebben nooit goed gewerkt, het was een ramp! Uiteindelijk heb ik veel baantjes gehad na schooltijd en in de vakanties en heb ik mijn eerste zender-ontvanger set gekocht. Het was een Microprop 2 kanaals AM set op de 27mHz. Ik heb daarbij diverse ontvangers zelf (na)gebouwd die allemaal goed werkten!
Later ben ik overgestapt op FM apparatuur en heb toe alle AM spullen verkocht, ook de zelfbouw ontvangers. Toen de 35mHz in gebruik werd genomen heb ik mijn FM zender en ontvanger (microprop MP4/6 FMQ) omgebouwd naar de 35mHz. De zender was wel lastig maar de ontvanger bleek vrij simpel. Ook was het ontwerp van de ontvanger niet zo erg ingewikkeld en heb ik er ook zo één gebouwd. Deze ontvanger gebruik ik zelfs nu nog zo af en toe.
Ook met diverse lengtes antenne heb ik geëxperimenteerd, helaas niet erg succesvol. Zoals bekend maakt een paar cm bij de ontvanger niet zo erg veel verschil maar je moet wel oppassen. Het kan gebeuren dat wanneer een antenne een paar cm korter wordt er niets aan de hand is maar wanneer er dan nog een paar cm af gaat kan het ineens mis zijn! De zender antenne is duidelijk gevoelliger. Als die niet helemaal uitgeschoven is zal het zendbereik duidelijk minder zijn. Dat komt doordat de antenne een kleiner uitzendpatroon heeft EN omdat door de slechte SWR er een boel vermogen terug gaat naar de eindtrap. De eindtrap wordt veel warmer omdat het vermogen toch ergens heen moet.
Op een gegeven dag zag ik van die verkorte antennes in de winkel en omdat ik net begonnen was met heli vliegen zag ik die wel zitten. Die lange antenne was erg lastig. Eerst zelf zo'n antenne proberen te maken. Dat viel voorwaar niet mee en omdat ik niet meer bij Fokker werkte (Fokker was failliet gegaan) lukte het me niet om een goed werkende korte antenne te maken. Ik kon niet meer over je juiste meetapparatuur beschikken en ik wilde helemaal NIETS aan de zender zelf veranderen.
Uiteindelijk heb ik toen toch maar zo'n ding gekocht. Hij werkte prima en tijdens de vele uren hooveren en dicht bij me blijven met m'n heli heb ik veel plezier gehad van die antenne. Toen ik eens een keer met die antenne op m'n zender met een vleugelvliegtuig ging vliegen kreeg ik wel problemen. Wanneer het model wat verder weg kwam ging hij raar doen, net alsof hij buiten de reikwijdte kwam. Ook ik heb dan de reactie om direct de zender omhoog te steken en gelukkig hielp dat voldoende om het vliegtuig weer veilig naar me toe te halen. Na de landing de normale antenne er weer opgeschroefd en weer gaan vliegen. Toen waren de problemen helemaal weg dus het zat toch echt in die korte rubberen antenne!
Ik heb hem nog steeds en ik gebruik hem alleen als ik de zender thuis aan zet voor tests. De antenne steekt dan niet door m'n halve hobbykamer. Ook tijdens het afstellen van m'n heli wil ik hem nog wel eens gebruiken maar voor normaal vliegwerk gebruik ik hem absoluut niet, mij te link.
 
Ernst, ik begrijp uit jouw situatie-schets toch dat de opstelling voor een algehele check-up is. De lecherline meting is bij mij ook bekend, pikant detail, de "uitvinder" hiervan, dr Lecher hete ook Ernst met zijn voornaam.

Hans, Ik heb hier een boek voor mij liggen genaamd "the ARRL antenna book", uitgegeven door de "american radio relay league [ARRL] eerste uitgave 1974, de mijne uit 1980. Deze boeken zijn wereldberoemd en behoren tot het ultime wat verkrijgbaar is op radiogebied. Deze boeken staan model voor bijna alle literatuur op dit gebied. Ze staan bekend in de ameteurwereld als de bijbel der bijbelen. Het boek is 329pag. dik en is geschreven met een zeer kleine letter net als in een "echte bijbel". Het leerboek van de VERON [1970] wat ik hier ook heb, kent over dit onderwerp slechts 18pag. en heeft alleen betrekking op algemene theoretische kennis. Het boek behandeld de theorie en praktijk van bijna elk soort antenne tot in detail. Het lezen hiervan staat garant voor een stevige migrane met een looptijd van enkele maanden.

In de bibliotheek zijn boeken over het zelfbouwen van antennes te leen, geschreven door Molena, Dirksen [antennes deel 1,2,3] en nog enkele Ned. zendameteurs, bijna allemaal gebaseerd op het boek wat ik hier heb, maar dan in micro formaat, misschien neem je het van een collega aan. Ik adviseer jou doch dringend een beetje in de materie te verdiepen alvorens "krasse uitspraken" te doen in mijn richting. Ik weet dat in bijna elk geval de verkortingsfactor [K] altijd aan de orde komt in waarschijnlijk de eerste formule, omdat je die nodig heb voor het berekenen van elke antenne. Uit jouw stelling begrijp ik "direct" dat je nog nooit 1 antenne ontworpen heb, en daarom kan ik je onwetendheid hierover niet kwalijk nemen.

Ik kan qua kennis en intelligentie nog niet eens in de schaduw lopen van mensen zoals Corrien en Ernst, maar op dit punt kan ik zonder blikken of blozen vermelden dat je de materie, misschien goed beheerst in "theorie" maar in "praktijk" nog veel bij te leren heb.

Na het lezen van dit boek wist ik slechts 1 ding, dat ik de materie nooit helemaal onder de knie zou krijgen omdat het te complex is, op enkele dingen in grote lijnen na dan. En voor de rest zeg ik hierover "ook goed".

m.vr.gr. Per.
 
Per,
Je denkt mij wel erg veel kennis toe. Ik weet wel het één en ander maar ik ben het helemaal met jou laatste regel eens. De antenne techniek is zeer complex. De meeste zaken zijn niet uit te rekenen en moeten proefondervindelijk uitgedoktert worden. Ik heb samen met een collega (die er echt meer van wist dan ik) antenne opstellingen gemaakt voor telemetrie. Die opstellingen waren nodig om tijdens proefvluchten gegevens van diverse meetposten en uit het vliegtuig samen op één punt te kunnen ontvangen. Die systemen werkten op de 10 meterband en we hebben met allerlei antennes geëxperimenteerd. Uiteindelijk hadden we goed werkende opstellingen bedacht en dachten dat we er daarmee zouden zijn. Helaas bleek het niet zo te werken toen de zaak in zuid Spanje (Granada) opgezet werd. De totaal andere grondgesteldheid en het feit dat daar bergen waren maakten onze opstelling onbruikbaar. Mijn collega is daar toen een week geweest om de zaak toch werkend te krijgen. Ik mocht helaas niet mee.
Voor deze antennes was dus de test opstelling en omdat we die op moesten zetten en ook nog uittesten heb ik mijn zender meegenomen en de volgende dag ook nog twee andere van clubleden. Die zenders heb ik dus gemeten en omdat de metingen goed reproduceerbaar waren ook de volgende dag waren wij, en ben ik nog, zeker dat we goed bezig waren.
 
Ik heb mij de laatste dagen bezig gehouden met de vraag; of ik op dit topic mensen aan het helpen ben, of dat ik mijn kennis probeerd op te dringen, ik ben bang voor het laatste.

Ik ben geen specialist noch deskundige op het gebied van antennes, vroeger wel toen ik alleen de theoretische kennis bezat. Toen was alles duidelijk: geen verkortingsfactor, een halvegolfstraler was in praktijk net zo lang als in theorie, ook de impedantie lag toen nog bij 73Ohm [de theorie gaat uit van een oneindig dunne draad, zonder weerstand, die nog niemand mij heeft kunnen aanleveren] in praktijk ligt dit ongev. gem. bij 62,5Ohm, en wordt beinvloed door de omgeving. Een rondstraler produceerde toen nog een doughnut, nu wordt dit ook al beinvloed door de omgeving. Wat ik wel ben is een "verward man" door toedoen van "het boek", de praktijk kennis en ervaring.

Toch wilden ik nog enkele zaken toelichten, maar bij naslagwerk bleek ik niet kundig genoeg te wezen om dit op een breed toegankelijke manier uit de doeken te doen, een probleem dus. Als problemen groter zijn dan je zelf, kan je ze laten leggen of er omheen proberen te werken, dit laatst ga ik nu proberen door een aantal herkenbare praktijkvoorbeelden, die bij de meeste mensen die ooit met zendsignalen gewerkt hebben bekend zijn.

Hans, je weet meer dan je denkt. Als je uit het raam kijkt wemelt het van de tegencapaciteiten, auto's. De ene antenne verlangt hier meer naar, en de andere juist niet. Neem bv een mobiele antenne, plaats je deze op en houten paal, of het balkon hek dan is het stralingspatroon niet veel goeds. Ga je deze op een impreaal van je auto plaatsen, dan gaat dit al een stuk beter. Boor je nu een gat in je dak en zorgt dat deze goed contact maakt met de voet van de antenne dan is hij optimaal, en verdient zich terug in de reikwijte. Mobiele antennes al dan niet verkort worden hierop berekend.

Een rondstraler die niet rond straalt; ook hier ben jij denk ik bekend mee. Om even bij de auto te blijven; plaats nu de antenne op de kofferbak, het stalingspatroon veranderd nu met als voorkeur waar de auto heen wijst. Iemand heeft een flinke hap uit je doughnut genomen. Nog misschien een leuk vb; de "boomerang" antenne, waar het onderste been heen wijst heeft de voorkeurs richting. Ook de omgeving is hiervan van invloed, vb. als je dichtbij de antenne loopt/ben kan je onmogelijk goede metingen hieraan verrichten [klink misschien bekend]. De antenne zal jou als een parrasitaire element zien mede door, zoals in mijn pistoolzender, de kolf is uitgerust met een plaat die dient als capacitaire aarde naar die gene die hem vast houdt. Wat denk jij dat dit doet met jouw dougnut, deze is nl theoretisch, en mits dat de antenne geheel vrijstaand is.

[vrijstaand: praktijk-advies min. 5 golflengte of meer] Deze afstand lijkt veel maar ik ken antenne-systemen die gebruik maken van "bundelling" van signalen, die enkele golflengte uit elkaar geplaatst "moeten" worden voor het optimale resultaat, mbt de richting en versterking.

Luchtvochtigheid: Bij zeer smalbandige antennes kan je dit zelf waarnemen, de SWR schommelt en kan bij wissenlende weersomstandigheden [mist bv] een heel stuk hoger of lager liggen, ook lijkt het of de antenne soms "verstemd" is [ik dacht dat dit effect toenam na mate de frequenties hoger wordt, het heeft iets te maken met de geleidingsfactor van water en lucht, maar daar ben ik niet zeker van]

Dat meer stralende lengte beter zou zijn dan een kortere versie, staat bij mij als een paal boven water, theoretisch gezien dan. Maar mijn praktijk ervaring heeft wel meer vreemde dingen laten zien, zoals; een antenne die binnen opgesteld stond beter werkten dan buiten, een lager beter dan een hogere, 5 meter naar links vielen stations van volle bak naar onvindbaar en andersom, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Stel dat iemand ondekt heeft dat bij een langere straler de omgeving van een groter negatieve invloed is dan bij een kleinere straler [en nu dichter bij het omslagpunt zit, qua reikwijte] en ook nog betere matrialen heeft gebruikt, waardoor hij een beter stralingspatroon heeft weten te creeren, wat genoeg is om de relatieve kleine aftand die wij moeten overbruggen te optimaliseren, waarom niet??? Of ben ik nu echt verward??? [geloof mij, er is altijd wel iemand slimmer dan jijzelf]

m.vr.gr. Per.
 
de vraag; of ik op dit topic mensen aan het helpen ben

Nou, mij in ieder geval niet . . . :?

Maar dat is geen maatstaf; wat mij betreft mogen jullie rustig verder gaan de grenzen van het weten te verkennen.

En of het uiteindelijk dan echt wat oplevert: dat zien we dan wel weer . . . :wink:


jan.
 
Ook al zijn mensen er niet direkt mee geholpen, ik vind het nuttig en leerzaam.

Wat betreft de invloed van luchtvochtigheid, deze beïnvloedt de karakteristiek impedantie van lucht (Zo).
 
Per,

Ik moet, waarschijnlijk tot mijn laatste radio snik, alles nog steeds in praktijk leren denk ik. Ik heb echter wel veel wat antennes gespeeld en geexperimenteerd, destijds op 27 mc toen dat nog de RC frequenties was en tegenwoordig op 2,4 GHz met video overdracht. Op dit laatste gebied is het inderdaad zo dat er van alles gebeurt waar ik niets van begrijp. Je maakt twee identieke antennes en ze doen het compleet verschillend....waarom? Geen idee! Zoals Ernst al zegt in een ander draadje, een persoon tussen twee antennes, een natte struik of een hek of auto in de buurt en je hebt of een perfekte ontvangst of het systeem is totaal dood. Erg fascinerend om mee te experimenteren. (pas zo'n 25 verschillende antennes bedacht en getest, m.i. niet erg succesvol tot heden......een normale ground plane doet het nog steeds even goed of beter)
Wat ik wel heb gedaan is met een logger in miin vliegtuig rond vliegen (letterlijk) en dan het ACG signaal meten zoals dat uit de demodulator kwam. Ik ging er van uit dat dit evenredig is met de veldstrekte van het radio signaal waar het vliegtuig doorheen vloog. Dan blijkt dat dit verrassend constant is als je op constaante hoogte rond vliegt en dat het dichter bij de grond afneemt en ook op hoogte weer afneemt. Ik ga ervan uit dat dit past bij een doughnut patroon. Ik probeerde zoveel mogelijk stil te blijven staan en de zender maar minimaal te bewegen (antenne loodrecht omhoog)
Ik ken de boeken van de USA amateur club zeer goed want daar lees je voor je plezier in (zonder hoofdpijn en soms zonder het echte te begrijpen, helaas) Inderdaad "bijbels" op het gebied van zenders, ontvangers en antennes.

Hans Delemarre, PH7JDE
 
Back
Top