De registratie binnen Daedalus was -net als de rest van het clubgebeuren- tamelijk anti-autoritair. Vandaar die ogenschijnlijk wilde registratienummers.
Tja, Amsterdammers in de jaren '60.... need I say more?

Gelukkig gecombineerd met een flinke dosis scherp verstand en dito relativeringsvermogen, dus het kwam allemaal goed.
De club was namelijk lange tijd hofleverancier van Nederlandse vertegenwoordigers op internationale wedstrijden.
Het drong pas langzaam tot mij door dat Bert & Rob een paar supertalenten waren die daarmee ook nog eens aanjagers werden voor clubcollega's die niet wilden achterblijven.
Maar 4963 zal Berts keuzenummer zijn geweest. Ik ben redelijk vaak bij hem op audiëntie geweest op zijn bouwzolder waar hij me heel veel heeft uitgelegd over F2B bouwen & vliegen, maar over dat nummer hebben we nooit gesproken...
Voorbeeld van wat er zoals mogelijk was:
Ik kreeg voor mijn Mini Suppi waarmee ik, na 's ochtends lid te zijn geworden, 's middags mijn eerste wedstrijd vloog, het nummer 188.
Ik heb toen de nog vrije serie die op "88" eindigde maar aangevraagd en gekregen.
De 288 was de Super Sup, de 388 mijn eerste Bluegrass stunter, de Nobler en de laatste, de 488, het "grijze Olifantje", een gewichtsmatig uit de klauw gelopen, recht getrokken (er was haast bij) Trianic 46. Mijn enige model dat altijd probleemloos door stevige wind en turbulentie vloog, maar met een minimale hoek straal van een meter of 6 geen beste stunter.
De vleugel voor de 588 was in aanbouw maar is gesneuveld tijdens de verhuizing naar Almere.
Tussendoor nog veel meer geproduceerd, maar dat was bij nader inzien niet de moeite van het registreren waard.