OK, mijn poging:
"makkelijk cirkelen in thermiek" interpreteer ik als het niet hoeven te corrigeren met rol of richting om een eenmaal ingestelde crikelvlucht vol te houden.
Hiervoor is het nodig dat de neiging om in een spiraalduik over te gaan in balans is met de neiging om uit de bocht te rollen.
De spiraal-neiging komt doordat, als het model schuin ligt, het dwars weg schuift waardoor het kielvlak van opzij wordt aangestroomd wat op zijn beurt de neus verder naar binnen duwt en de bocht. Hoe groter het kielvlak en hoe langer de staartboom, hoer sterker de spiraal-neiging.
De uit-de-bocht-rol neiging komt daardot bij dwars wegschuiven en V-stelling, de vleugel aan de binnenzijde een beetje dwars van onder wordt aangestroomd en die aan de buitenzijde van boven wordt aangestroomd. Hierdoor 'rolt' het model weer naar neutraal. Hoe sterker de V-stelling, hoe sterker de uit-de-bocht-rol-neiging.
Bij extreem krappe bochten speelt nog mee dat de vleugel in de binnenbocht langzamer wordt aangestroomd dan die in de buitenbocht, waardoor de binnenvleugel minder lift gaat genereren en dat ook nog bij een lager Re-getal. Dit draagt bij aan de spiraal-neiging.
DLG's hebben vanwege de manier van weggooien (met enige spin) een enorme richtings-stabiliteit nodig, dus een flink kielvlak en een hele lange staartboom.
Om dat nog enigszins lekker te laten thermieken (in kleine rondjes ook nog) zonder steeds in een spiraalduik over te gaan, hebben ze de enorme v-stelling nodig die ze zo kenmerkt.
Het is niet zinvol die 8 graden v-stelling te kopieren naar een model dat met een elastiek/lier/motor wordt gestart en een veel kortere romp en kleiner kielvlak heeft, 'omdat dat wel goed zal draaien in thermiek'.
V-stelling en richtings-autoriteit moeten met elkaar in balans zijn.
De vraag moet dus zijn: "Hoe kan ik berekenen/voorspellen hoe veel V-stelling ik nodig heb een model met een gegeven kielvlak en staartboom neutraal te laten cirkelen in thermiek?"
Maar dat kan ik niet
