Wanneer het zicht dit vereist, moet de voor ’s nachts voorgeschreven verlichting ook overdag worden gevoerd.
Toplicht:
Een WIT (wit) licht, zichtbaar over een boog van de horizon van 225 graden (112,5 graden aan elke zijde van het vaartuig van recht vooruit) het wordt gevoerd aan of voor de mast en 1 meter boven de boordlichten. minimale hoogte is 4 meter boven de waterlijn, als het schip langer is dan 40 meter is de minimale hoogte 6 meter boven de waterlijn.
Een motor voertuig mag een tweede toplicht voeren, dit tweede toplicht moet geplaatst zijn in de lengte-as achter het eerste toplicht met een minimale afstand van 9 meter (onderling) en tenminste 3 meter hoger, een schip langer als 110 meter is verplicht dit tweede toplicht voeren.
Boordlichten:
Een GROEN licht aan stuurboord (rechts) en een ROOD licht aan bakboord (links), ieder zichtbaar over een boog van de horizon van 112,5 graden aan elke zijde van het vaartuig van recht vooruit, de boordlichten moeten op gelijke hoogte zijn geplaatst.
Heklicht:
Een WIT (wit) licht, zichtbaar over een boog van de horizon van 135 graden van recht achteruit,het moet gevoerd worden op het achterschip, zodat het goed zichtbaar is voor een oploper.
Sleepverlichting:
Een motorschip (sleper als er gesleept wordt) moet voeren 2 toplichten boven elkaar met een onderlinge afstand van 1 meter, beide boordlichten en een GEEL (geel) licht op het achterschip dat over dezelfde boog schijnt als het heklicht, als een sleep meerdere slepers bevat moet elk van deze slepers nog een derde toplicht voeren, weer loodrecht onder de 2 eerdergenoemde toplichten.
Een gesleept schip moet voeren een wit rondom (360 graden) schijnend licht op een hoogte van tenminste 6 meter, is het schip langer dan 110 meter dan moet dit schip 2 van deze lichten voeren, waarvan een voorop en een achterop.
Het laatste gesleepte ship moet tevens een heklicht voeren.
Verlichting van duwschepen:
Een duwschip moet voeren beide boordlichten, op het breedste gedeelte van het schip.
Drie witte heklichten in een horizontale lijn op het achterdek en een toplicht.
Het geduwde schip moet 3 toplichten voeren op het voorschip, en moeten zijn opgesteld in de vorm van een gelijkzijdige driehoek.
Vervoer gevaarlijke stoffen:
Overdag: Zowel varend als stilliggend behalve de voorgeschreven tekens een, twee of drie blauwe kegels met de punt naar beneden loodrecht onderelkaar.
's Nachts: Een, twee of drie rondom schijnende blauwe lichten loodrecht onder elkaar.
Hoe gevaarlijker de lading des te meer kegels of lichten.
Bij een duwstel worden deze tekens aangebracht op de duwboot. Bij een gekoppeld samenstel op het motorschip.
Gekoppeld samenstel:
Een gekoppeld samenstel kan bijvoorbeeld bestaan uit 2 schepen die naast elkaar en aan elkaar vast varen. Waarbij maar 1 schip de motor gebruikt.
Op elk schip een toplicht
Boordlichten aan de buitenzijden
Een heklicht op elk schip
Verlichting van beperkt manoeuvreerbare schepen:
Een motorschip is beperkt manoeuvreerbaar als het door werkzaamheden beperkt wordt om uit te wijken voor andere schepen. (tijdens een sleep of het blussen van een brand etc.)
Het moet voeren (buiten de al eerdere voorgeschreven verlichting), Drie boven elkaar rondom schijnende lichten, waarvan het bovenste ROOD, het middelste WIT (wit) en het onderste weer ROOD.
En ook eventueel (na toestemming van de bevoegde autoriteiten), een GEEL (geel) rondomschijnend flikkerlicht.
Veerpont:
Een veerpont kan vrij varend en niet-vrij varend zijn.
Een niet-vrij varende veerpont is bijvoorbeeld een kabelpont of een gierpont.
Rondom schijnend groen licht en daaronder een rondom schijnend wit licht
Een vrij varende motor veerpont voert bovendien ook boordlichten en een heklicht
Schepen die beschermd willen worden tegen hinderlijke deining van passerende schepen:
Overdag : Een rood-witte vlag (rood boven wit)
's nachts: Een rood rondom schijnend licht met direct daaronder een wit rondom schijnend licht
In bedrijf zijnde werkschepen:
Overdag: aan de zijde waar de doorvaart vrij is: twee groene ruiten, loodrecht onder elkaar met een onderlinge afstand van 1 meter. Aan de zijde waar de door vaart niet vrij is: een rode bol op dezelfde hoogte als de bovenste groene ruit.
's nachts: aan de zijde waar de doorvaart vrij is: twee rondom schijnende groene lichten, loodrecht onder elkaar met een onderlinge afstand van 1 meter. Aan de zijde waar de door vaart niet vrij is: een rondom schijnend rood licht op dezelfde hoogte als het bovenste groene licht.
Als de vaart aan beide zijden vrij is dan worden aan beide zijden twee groene ruiten respectievelijk rondom schijnende lichten gevoerd.
Deels geleend van VMBC het Anker
M.vr.gr. Ron