Even over het knappen van de rubbermotor, dat is een van de redenen om 'echt' rubber te gebruiken (te bestellen bij Bernard (Bernard Bruins [indoormodeling@home.nl]). Dat rubber gaat langer mee en je kunt er veel meer toeren op kwijt, maar het is geen garantie tegen knappen.
Hierbij een opssomming van enkele risico's voor knappen en regels hoe je er het beste mee om kunt gaan.
1. het rubber is te droog, het kan dan niet zoveel windingen verdragen - dat kun je voorkomen door een goed smeermiddel te gebruiken. De meest gebruikte (veilige) smeermiddelen zijn een mengsel van groene zeep en glycerine (warm maken voor mengen, anders lukt het niet), of siliconen, bijvoorbeeld uit cocpitspray voor auto's.
2. het rubber heeft zijn elasticiteit verloren en is bros - dat komt door veroudering, die veroorzaakt wordt door ultraviolet licht (in zonlicht), warmte of gewoon door tijd. Als je op een zomerse dag rubber op de hoedenplank van je afgesloten auto legt is het 's avonds al vergaan. Als je het koel en donker bewaart, bijvoorbeeld in de kelder, gaat het soms jarenlang mee. Zelfs dan vergaat het echter na verloop van tijd.
3. Het rubber is niet goed opgedraaid, de knopen zitten elkaar in de weg waardoor het rubber plaatselijk veel meer wordt uitgerekt dan op andere plekken. Dat gebeurt als je het rubber niet uittrekt tijdens het opwinden. Daarom is een windertje van belang. Die zijn te koop (in het buitenland) of te maken van een handboormachine. Tijdens het winden heb je het model in een houder (of iemand houdt het vast), het andere einde van het rubber haak je aan de winder en trek je 3-5 keer de ongespannen lengte van het rubber uit, je draait er de helft van het gewenste aantal toeren op en loopt dan langzaam met de winder naar het model tot je niet dichter bij kunt als je op het gewenste aantal windingen bent. Dan haak je het rubber weer aan het propblok of de prop terwijl de de prop vasthoudt en daarna kun je lanceren.
4. het rubber is verbruikt. Als het al een aantal keren tot het maximum is opgedraaid en afgedraaid is er natuurlijk een flinke aanslag op gepleegd. Er komen dan kleine scheurtjes in waar het makkelijk kapot gaat. De oplossing is om, als je tenminste geen wedstrijdprestaties hoeft te leveren, om het rubber voor niet meer dan 80% van het maximum op te winden. Als het goed is kun je dan wel vliegen, maak je iets kortere vluchten, maar kun je wel veel meer vluchten maken met hetzelfde rubber, zeker tientallen. Als je wel (bijna) toe het maximum windt kan het zijn dat het rubber maar een paar keer meegaat. De beste wakefieldvliegers gebruiken een rubbermotor maar voor één wedstrijdvlucht.
5. Je draait er meer toeren op dan het rubber kan hebben. Zelfs écht rubber kan op een gegeven moment niet meer hebben dan een bepaald aantal toeren, maar dat is wel veel meer dan huis-tuin-en-keuken rubber. Stel dat een bureauelastiekje 250 toeren kan hebben, dan kan het zijn dat je op een even grote loop van even dik 'echt' rubber wel 1000 toeren kwijt kan, maar bij 1050 toeren kan ook dat rubber knappen. Het is wat flauw om te zeggen dat je met winden in ieder geval moet stoppen vlak voor dat het knapt, maar als je meer rubber hebt dan voor één motor is het wellicht verstandig om éérst een motor (buiten het model, bijvoorbeeld aan een deurklink gehaakt) opwindt tot hij knapt om een indruk te krijgen hoeveel een motor van die dikte en lengte kan hebben. Het spreekt bij dit alles voor zich dat je altijd telt hoeveel toeren je op de motor windt. Als je met een winder windt moet je eerst nagaan hoe groot de vertraging is (dat kun je tellen), en dan moet je elke slag van de zwengel van de winder tellen en vermenigvuldigen met de vertragingsfactor om op het aantal windingen van de motor te komen.
Ik hoop dat je hier wat mee kunt. PP